Medicatieveiligheid

Medicatieveiligheid
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Medicatieveiligheid

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent medicatieveiligheid? 

Medicatieveiligheid gaat over alle activiteiten die zijn gericht op de juiste voorschrijving, aflevering en het juiste gebruik van geneesmiddelen. Een medicatiefout is elke fout in het proces van voorschrijven, ter hand stellen/afleveren, opslag/beheer, gereedmaken, toedienen/registreren en evalueren, ongeacht of er schade is opgetreden.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Werken aan medicatieveiligheid

Bij medicatieveiligheid gaat het om veilige zorg voor de cliënt én om veilig werken voor de zorgmedewerker. Het uiteindelijke doel is:


  • De juiste cliënt
  • krijgt het juiste medicijn
  • op de juiste tijd
  • in de juiste hoeveelheid
  • en op de juiste wijze.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weet wat je doet!
In de Veilige principes is beschreven wat in principe veilig is in het werken met medicatie. Die principes zijn professionele normen: in een professionele, goede uitoefening van je vak is dat je uitgangspunt voor veilige zorg en veilig werken. Achter al die principes zit een ‘waarom’, en daar draait het om! Want als je weet waarom iets veilig is, dan kun je ook in situaties waarin je twijfelt hoe te handelen, beter nagaan wat in deze situatie veilige zorg voor de cliënt en veilig werken voor jezelf is.

Medicatieveiligheid is iets anders dan standaard toepassen van regels!

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wees je bewust van risico's!
Wees je bewust van risico’s bij het werken met medicatie. Alleen dan kun je risico’s zoveel mogelijk voorkomen of beperken. Zo draag je bij aan veilige zorg en aan veilig werken! Wees je als zorgmedewerker bewust en leer van fouten en incidenten.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Melden van (bijna) fouten en (bijna) incidenten
Zorgorganisaties moeten medewerkers een veilige omgeving bieden om te kunnen melden. Het gaat om de positieve houding dat melden belangrijk is om te kunnen leren en verbeteren – en daarmee de kans op fouten (risico’s) te verkleinen. Door regelmatig (bijna) fouten en (bijna) incidenten met elkaar te bespreken, worden medewerkers samen bewust waar risico’s en knelpunten zitten en hoe gewerkt kan worden aan veilige zorg en veilig werken.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Medicatie toedienen in relatie tot het beroep van de verpleegkundige

Zorgverlening is de kern van het beroep verpleegkundige (vakinhoudelijk handelen). In de rol van zorgverlener stel je vast wat er aan de hand is met een zorgvrager en voer je de zorg uit.

Je bent je dus ten alle tijde bewust van jouw handelen!

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 9 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie moet alert zijn op signalen van problemen met medicatie ?
A
Alle zorgverleners
B
De verpleegkundige
C
De arts
D
De familie

Slide 10 - Quiz

Iedereen
Een psycholoog mag medicatie voorschrijven
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Werking van medicatie bij ouderen is anders door
A
Ouderen hebben meer vetweefsel ( slecht doorbloede organen ) => geneesmiddelen langzamer werken
B
Verminderde werking van de nieren waardoor medicatie sneller het lichaam uit is
C
Toename lichaamsvocht waardoor geneesmiddelen die goed oplossen in water sterker werken
D
Hersenen worden minder gevoelig voor werking van bepaalde medicijnen => meer bijwerkingen

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het toedienen van medicatie is een:
A
risicovolle handeling
B
voorbehouden handeling
C
risicovolle en voorbehouden handeling

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een medicijn tegen epilepsie?


A
Depakine
B
Oxybutanine
C
Metoclopramide
D
Metropolol

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een symptomatische werking van medicatie...
A
verlicht de verschijnselen
B
neemt de oorzaak weg
C
is preventief
D
vult een tekort aan

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een indicatie om iemand medicatie intraveneus te geven?
A
Snel therapeutisch effect
B
Zorgvrager heeft daar goede vaten voor
C
Gemakkelijke manier
D
Kan niet op een andere manier toegediend worden

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Orale medicatie wordt opgenomen :
A
Via het maagdarmkanaal
B
Buiten het maagdarmkanaal om

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dementie is met medicatie te behandelen
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Curatieve medicatie is bedoeld om te genezen
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie levert de medicatie?
A
De verpleegkundige
B
De ouders van de cliënt
C
De arts/specialist
D
De apotheker

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als de nachtdienst de medicatie heeft klaargezet en jij geeft de medicatie dan ( meerdere antwoorden zijn mogelijk)
A
controleer jij de medicijnen nogmaals en zet de handtekening
B
Ben jij verantwoordelijk voor de fouten
C
heeft de nachtdienst ook de handtekening gezet
D
hoef jij alleen de juiste client de medicatie te geven

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Contra-indicatie bij medicatie betekent...
A
een reden op medicatie voor te schrijven.
B
een reden om medicatie juist niet voor te schrijven
C
een ander woord voor de bijsluiter van een medicijn
D
medicatie die apart bewaard moet blijven

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sublinguaal is .... medicatie
A
onder de huid
B
onder de tong
C
intraveneuze
D
vaginale

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Complicaties van inhalatiemedicatie zijn:
A
Hartritme stoornissen
B
Heesheid
C
Schimmelinfectie
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertigo kan een bijwerking zijn van medicatie
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Vertigo is een bijwerking van bètahistine. Waar of niet waar
Niet waar, het wordt juist behandeld met betahistine of cinnarizine. Het kan wel een bijwerking zijn van plastabletten, benzo’s of opiaten

Wat betekent een stootkuur? Medicatie wordt
A
korte tijd laag gedoseerd
B
korte tijd hoog gedoseerd

Slide 26 - Quiz

wat betekent monotherapie
behandelen met 1 soort geneesmiddel
Wat betekent pulstherapie
tussen behandelingen door zit stop periode
Wie levert een actuele medicatietoedieningslijst?
A
De arts
B
De apotheek
C
De verpleegkundige
D
De familie

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Fouten in toediening van medicatie moet altijd worden gemeld
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het risico van een overdosis medicatie?
A
Het heeft geen effect op het lichaam.
B
Het vermindert het risico op ziekte.
C
Het verbetert de gezondheidstoestand van een persoon.
D
Het kan gevaarlijk zijn en zelfs leiden tot de dood.

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Medicijnen die de oorzaak van een ziekte aanpakken hebben een
A
profylactische werking
B
causale werking
C
placebo werking
D
symptomatische werking

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Orale medicatie wordt opgenomen
A
in de mond
B
in de dunne darm
C
in de dikke darm
D
alle 3

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is parenteraal medicatie toedienen?
A
via de lever
B
via maagdarmkanaal
C
buiten maagdarmkanaal om
D
via de luchtwegen

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat betekent interactie bij het gebruik van medicijnen?
A
Dit betekent dat twee geneesmiddelen elkaars werking beïnvloeden.
B
Dit betekent een ongewenste complicatie van een medicijn
C
Dit betekent een ongewenste bijwerking van een medicijn

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij weigering van medicatie kan je het beste:
A
rustig blijven en uitleggen waarom het medicijn nodig is
B
informatie geven over de (bij)werking van het medicijn
C
eerdere ervaringen van de zorgvrager met het medicijn bespreken
D
A, B en C zijn juist

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tips voor de stage



Als je je gaat verdiepen in medicatie die een zorgvrager gebruikt:
  • Indicatie (Uitleg over het onderwerp, ziektebeeld, aandoening die je als groepje toegewezen hebt gekregen.)
  • Hoe werkt de medicatie (per hoofdgroep beschrijven)?
  • Wat zijn veel voorkomende interacties? (per hoofdgroep of per geneesmiddel beschrijven)
  • Wat zijn veel voorkomende bijwerkingen? (per hoofdgroep of per geneesmiddel beschrijven)
  • Is de medicatie meestal tijdelijk of chronisch? Waarom?
  • Wat zijn de inname adviezen (denk aan tijdstip, niet met alcohol, niet met melk etc) (per hoofdgroep of per geneesmiddel)
  • Waar wordt de medicatie bewaard? 







Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions