Rekentaal-optellen en aftrekken

REKENEN
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenISK

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

REKENEN

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Jullie leren woorden en zinnen die passen bij plus en min.

  • Jullie kunnen sommen maken met plus en min en lossen ze goed op.

Slide 2 - Diapositive

Warming-up!

Slide 3 - Diapositive

6
A
ses
B
sez
C
zes
D
zez

Slide 4 - Quiz

eenenvijftig
A
51
B
67
C
70
D
1

Slide 5 - Quiz

negenenveertig
A
9
B
49
C
78
D
32

Slide 6 - Quiz

zesentwintig
A
54
B
26
C
62
D
20

Slide 7 - Quiz

47
A
zevenenviertig
B
vierenzeventig
C
zevenveertig
D
zevenenveertig

Slide 8 - Quiz

82
A
tweeënachtig
B
tweeëntachtig
C
achtentwintig
D
tweeentachtig

Slide 9 - Quiz

123
A
honderddrieëntwintig
B
honderdrieëntwintig
C
drieëntwintighonderd
D
honderdrientwintig

Slide 10 - Quiz

Grote getallen
10
tien
100
honderd
1.000
duizend
10.000
tienduizend
100.000
honderdduizend
1.000.000
miljoen

Slide 11 - Diapositive

2.624
A
zesentwintigduizend vierentwintig
B
tweeduizendzeshonderd vierentwintig
C
zeshonderdvierentwintig tweeduizend
D
zesentwintighonderd vierentwintig

Slide 12 - Quiz

41.000
A
viertienhonderd
B
eenenveertigenduizend
C
eenenveertigduizend
D
veertienduizend

Slide 13 - Quiz

+ (plusteken)
optellen
som 
erbij doen
bij elkaar doen
 het totaal
meer 
toenemen
stijgen


-(minteken)
aftrekken
min
eraf halen
weghalen
het verschil
minder 
afnemen
dalen

Slide 14 - Diapositive

Doe maar 3 broodjes erbij!
A
+
B
-
C
x
D
:

Slide 15 - Quiz

Wat is de som van 89 en 74?
A
89 + 74
B
89 - 74
C
89 x 74
D
89 x 74

Slide 16 - Quiz

Op de parkeerplaats staan 2 rode en 7 blauwe auto's. Bereken het totaal aantal auto's.
A
7 - 2 = 5
B
2 - 7 = 5
C
7 + 2 = 9
D
2 + 7 = 9

Slide 17 - Quiz

Vanmiddag was het 20 graden buiten. Daarna nam de temperatuur af met 5 graden. Hoe warm is het nu?
A
20 - 5 = 15
B
20 + 5 = 25
C
5 - 20 = 15
D
5 + 20 = 25

Slide 18 - Quiz

De juf woont 3 km van school en de meester woont 15 km van school. Wat is het verschil in de afstand die ze moeten fietsen?
A
15 + 3 = 18 km
B
3 + 15 = 18 km
C
15 - 3 = 12 km
D
3 - 15 = 12 km

Slide 19 - Quiz

min
plus
optellen
aftrekken
totaal
verschil
erbij doen
eraf halen
toenemen
afnemen

Slide 20 - Question de remorquage

Wat heb je vandaag geleerd?
Schrijf 3 woorden op.

Slide 21 - Question ouverte

vermenigvuldigen ,optellen ,aftrekken

Slide 22 - Diapositive

Ga lekker verder met je boek.

Slide 23 - Diapositive