Formuleren: beknopte bijzin, begrenzen en inversie

Welkom
Pak je laptop, zet hem aan en log in op LessonUp. 

                                                    Nederlands havo 4
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Pak je laptop, zet hem aan en log in op LessonUp. 

                                                    Nederlands havo 4

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Formuleren 
Doel: ik kan onjuiste beknopte bijzinnen herkennen en verbeteren.
 
Doel: ik kan zinnen juist begrenzen en onjuiste herkennen en verbeteren. 

Doel: ik kan onjuiste inversie herkennen en verbeteren. 

Slide 3 - Diapositive

Foutieve beknopte bijzin
Er zijn drie soorten beknopte bijzinnen:

Met een voltooid deelwoord:
Bij het theater aangekomen was de voorstelling al begonnen.
Met een onvoltooid deelwoord:
Fietsend kwam ik erachter dat ik mijn gymtas was vergeten.
Met te + hele werkwoord:
Na drie uur overlegd te hebben ging de staking uiteindelijk niet door.

Slide 4 - Diapositive

Foutieve beknopte bijzin
  • In een beknopte bijzin staat geen persoonsvorm;
  • In een beknopte bijzin staat geen onderwerp;
  • Er is altijd een 'denkbeeldig' onderwerp;
  • Het denkbeeldige onderwerp van de beknopte bijzin moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin.

Lachend kwamen de meisjes de klas binnen.

Slide 5 - Diapositive

Foutieve beknopte bijzin
Bij een verkeerd aansluitende beknopte bijzin is het denkbeeldige onderwerp niet hetzelfde als het onderwerp van de hoofdzin.

Je corrigeert een foutieve beknopte bijzin door deze uit te schrijven naar een volledige bijzin!


Slide 6 - Diapositive

Hoe verbeter je een foutieve beknopte bijzin?
Maak van de beknopte bijzin een gewone bijzin (met onderwerp en persoonsvorm).

Bij het station aangekomen bleek de trein net vertrokken.

Toen (we) bij het station (aankwamen), bleek de trein net vertrokken.

Slide 7 - Diapositive

Welke zin is correct?
A
Wachtend voor de kassa had Ernst genoeg tijd voor een praatje met zijn collega.
B
Wachtend voor de kassa duurt de tijd altijd langer dan normaal.

Slide 8 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Nog half slapend maakte de koffie ons weer een beetje wakker.
B
Nog half slapend werden we door de koffie weer een beetje wakker.

Slide 9 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Na de kozijnen geverfd te hebben begon het plotseling te regenen.
B
Na de kozijnen geverfd te hebben moest Jonathan ook de dakgoten nog doen.

Slide 10 - Quiz

Begrenzen
1. Uitleg hoofdzin en bijzin
2. Uitleg zinnen begrenzen
3. Uitleg zinnen onjuist begrenzen

Slide 11 - Diapositive

 Hoofdzin en bijzin
Hoofdzin: er kan geen ander zinsdeel tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan. 
Test dit met het woordje "niet". 

Het niet  is alweer bijna carnaval. Daar hebben niet we allemaal heel veel zin in.


Slide 12 - Diapositive

Hoofdzin en bijzin
Bijzin: er kan wel een ander zinsdeel tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan.
Test dit met het woordje "niet".

omdat hij niet blij was vandaag
zodat Keesje niet meer zo vaak ging voetballen

Slide 13 - Diapositive

Gisteren was ik niet op school. Vandaag ben ik er weer.
A
Bijzin - bijzin
B
Hoofdzin - hoofdzin
C
Hoofdzin - bijzin
D
Bijzin - hoofdzin

Slide 14 - Quiz

We hebben zin in de vakantie, omdat het dan weer carnaval is.
A
Hoofdzin - bijzin
B
Bijzin - hoofdzin
C
Hoofdzin - hoofdzin
D
Bijzin - bijzin

Slide 15 - Quiz

Zinnen begrenzen
1. Wanneer mag je twee zinnen met elkaar verbinden met een komma?
Hoofdzin (HZ) + bijzin (BZ)
Bijzin (BZ) + hoofdzin (HZ)

We hebben zin in de vakantie (HZ), omdat het dan weer carnaval is (BZ).
Omdat het dan weer carnaval is (BZ), hebben we zin in de vakantie.(HZ)


Slide 16 - Diapositive

Zinnen begrenzen
2. Wanneer mag je een zin afsluiten met een punt?

Hoofdzin 

Ik ga vandaag naar school.

Slide 17 - Diapositive

Zinnen begrenzen
3. Wanneer mag je twee zinnen verbinden met 'en', 'maar', 'of', 'want', of 'dus'?

Hoofdzin + hoofdzin

Gisteren was ik niet op school en vandaag ben ik er weer.
Gisteren niet was ik niet op school en vandaag niet ben ik er weer.

Slide 18 - Diapositive

Zinnen onjuist begrenzen
Het kan op twee manieren fout gaan:
- twee hoofdzinnen onterecht aan elkaar plakken door een komma (hoofdzin "komma"  hoofdzin)

- een zinsdeel (bijzin) dat bij een zin hoort ten onrechte los laten staan en afsluiten met een punt (bijzin  "punt")

Slide 19 - Diapositive

Zinnen (onjuist) begrenzen)
- twee hoofdzinnen onterecht aan elkaar plakken door een komma (hoofdzin "komma"  hoofdzin)

Fout: Gisteren was ik niet op school, vandaag ben ik er weer.
Fout: Het is alweer bijna carnaval, daar hebben we allemaal heel veel zin in. 

Slide 20 - Diapositive

Zinnen (onjuist) begrenzen)
- twee zelfstandige zinnen onterecht aan elkaar plakken door een komma (hoofdzin "komma"  hoofdzin)
Verbetering: zet een punt of plaats 'en', 'maar', 'of', 'dus' of 'want'.

Goed: Gisteren was ik niet op school. Vandaag ben ik er weer.
Goed: Gisteren was ik niet op school en vandaag ben ik er weer.
Goed: Het is alweer bijna carnaval. Daar hebben we allemaal heel veel zin in. 
Goed:  Het is alweer bijna carnaval en daar hebben we allemaal heel veel zin in. 


Slide 21 - Diapositive

Zinnen (onjuist) begrenzen)
- Losse bijzin: een zinsdeel (bijzin) dat bij een zin hoort ten onrechte los laten staan en afsluiten met een punt (bijzin "punt")

Fout: We hebben zin in de vakantie. Omdat het dan weer carnaval is.
Fout: Hij heeft heel hard getraind. Zodat hij de marathon kon lopen.

Slide 22 - Diapositive

Zinnen (onjuist) begrenzen)
- losse bijzin: een zinsdeel (bijzin) dat bij een zin hoort ten onrechte los laten staan en afsluiten met een punt (bijzin "punt")
Verbetering: Vervang de punt door een komma.

Goed: We hebben zin in de vakantie, omdat het dan weer carnaval is.
Goed: Hij heeft heel hard getraind, zodat hij de marathon kon lopen.

Slide 23 - Diapositive

Tegenwoordig lijkt de aarde steeds meer op te warmen, daardoor smelten de ijskappen.
A
Hoofdzin - hoofdzin
B
Bijzin - bijzin
C
Hoofdzin - bijzin
D
Bijzin - hoofdzin

Slide 24 - Quiz

Tegenwoordig lijkt de aarde steeds meer op te warmen, daardoor smelten de ijskappen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

De supermarkt is erg ver weg. Daarom moeten we een heel stuk lopen, dat vind ik best wel vervelend.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Foutieve inversie
Inversie is: pv, ow (ipv ow, pv). 
Je mag alleen inversie gebruiken als:
- de zin met een zinsdeel begint dat geen onderwerp is. -> Gisteren hebben we een ijsje gegeten.
- de zin een vraagzin is ->Beginnen we volgende week met ons project?
- de zin met een bijzin begint. (samengestelde zin) ->Als iedereen op zijn stoel zit, beginnen we met de presentatie.

Slide 27 - Diapositive

Foutieve inversie
Het gaat fout als je twee hoofdzinnen hebt waarbij er een zinsdeel voor het tweede deel geplaatst is. 

Vanavond ga ik sporten en ga ik morgen naar de bioscoop. 

Check of het eerste zinsdeel nog een keer ingevuld kan worden:
Vanavond ga ik sporten en (vanavond) ga ik morgen naar de bioscoop.
fout: verbeter door persoonsvorm en onderwerp om te draaien.

Slide 28 - Diapositive

Opdracht
  • H7: oefen zelf met P6 t/m 8
  • Kijk uitlegfilmpjes op Youtube  (zie mijn kanaal mevrouwhuitema) https://www.youtube.com/channel/UCh0CPjgs02Q_gl49CsAcRhw
  • Spelling  P4 opdr. 5, P5 4 t/m 6, P6 opdr. 3/4/6, P7 opdr. 1 en 4

Slide 29 - Diapositive