Pallas 25 - Stamaoristus

Herhaling μι-werkwoorden
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling μι-werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Vertaal:
δεικνύασι

Slide 2 - Question ouverte

Vertaal:
ἰόντες

Slide 3 - Question ouverte

Vertaal:
τιθέναι

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal:
δίδως

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal:
ἐτίθεσο

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal:
δίδου

Slide 7 - Question ouverte

Vertaal:
ἱέναι

Slide 8 - Question ouverte

Vertaal:
ἵστην

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal:
ἴῃς

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal:
εἴη

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Welke soorten aoristus heb je al geleerd? (Het zijn er 3...)

Slide 13 - Question ouverte

Verwacht je dat de stamaoristus bij veel werkwoorden voorkomt?
A
ja, bij veel werkwoorden
B
gemiddeld
C
nee, bij maar weinig werkwoorden

Slide 14 - Quiz

Nee, het komt niet vaak voor!
ἔβην, ἔστην, ἔδυν, ἔφυν, ἔγνων
( τίθημι, ἵημι, δίδωμι )

--> bekijk Pallas p. 85 & stencil

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Bekijk ind en conj van de stamaoristus. Wat valt je op qua vorming?

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Bekijk opt, imper, part, inf van de stamaoristus. Wat valt je op qua vorming?

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

sigmatisch
pseudo-sigm.
thematisch
stam
pass/dep. θη
ἐποιησε
λυσῃς
ἐδοξαν
μειναιμι
ἐβαλον
λαβοιο
ἐθηκε
δωμεθα
βῆτε
λυθεν
ποιηθηναι

Slide 22 - Question de remorquage

θες (τιθημι)
A
aor imper ev
B
aor ind 2e ev
C
aor ptc nom/acc onz ev
D
aor opt 2e mv

Slide 23 - Quiz

βαῖμεν (βαινω)
A
praes ind act 1e mv
B
imperf ind act 3e ev
C
aor opt act 1e mv
D
aor imper act ev

Slide 24 - Quiz

γνωσιν (γιγνωσκω)
A
praes ind act 3e mv
B
praes conj act 3 ev
C
aor conj act 3e mv
D
aor ind act 3e mv

Slide 25 - Quiz

δουσης (διδωμι)
A
praes part act vrl gen ev
B
praes conj act 2e ev
C
aor part med vrl gen ev
D
aor part act vrl gen ev

Slide 26 - Quiz

φυναι (φυω)
A
aor inf act
B
aor ind med 2e ev
C
praes inf act
D
praes imper ev

Slide 27 - Quiz

δοιτε ἀν (διδωμι)
A
jullie zullen geven
B
jullie zouden kunnen geven
C
jullie hadden kunnen geven
D
geef!

Slide 28 - Quiz

εἀν βωμεν (βαινω)
A
laten wij gaan
B
als wij zullen gaan
C
steeds als wij gaan
D
om te gaan

Slide 29 - Quiz

φυθι (φυω)
A
jullie groeien
B
jullie groeiden
C
jij groeit
D
groei!

Slide 30 - Quiz

εἰ γαρ θειεν (τιθημι)
A
mogen zij plaatsen
B
plaatsen zij maar
C
als zij zullen plaatsen
D
wanneer zij plaatsen

Slide 31 - Quiz