Stamaoristus (Pallas 25)

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welke typen aoristus heb je tot nu toe geleerd?

Slide 2 - Carte mentale

Welke aoristusvormen hebben we al gehad?

- sigmatische aoristus
- pseudosigmatische aoristus
- thematische aoristus

Slide 3 - Diapositive

Verwacht je dat de stamaoristus bij veel werkwoorden voorkomt?
A
ja, bij veel werkwoorden
B
gemiddeld
C
nee, bij maar weinig werkwoorden

Slide 4 - Quiz

Nee, het komt niet vaak voor!
ἔβην, ἔστην, ἔδυν, ἔφυν, ἔγνων
( τίθημι, ἵημι, δίδωμι )

--> bekijk Pallas p. 85 & stencil

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Bekijk ind en conj van de stamaoristus. Wat valt je op qua vorming?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Bekijk opt, imper, part, inf van de stamaoristus. Wat valt je op qua vorming?

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

sigmatisch
pseudo-sigm.
thematisch
stam
pass/dep. θη
ἐποιησε
λυσῃς
ἐδοξαν
μειναιμι
φηνασθε
ἐβαλον
λαβοιο
ἐθηκε
δωμεθα
βῆτε
λυθεν
ποιηθηναι

Slide 12 - Question de remorquage

θες (τιθημι)
A
aor imper ev
B
aor ind 2e ev
C
aor ptc nom/acc onz ev
D
aor opt 2e mv

Slide 13 - Quiz

βαῖμεν (βαινω)
A
praes ind act 1e mv
B
imperf ind act 3e ev
C
aor opt act 1e mv
D
aor imper act ev

Slide 14 - Quiz

γνωσιν (γιγνωσκω)
A
praes ind act 3e mv
B
praes conj act 3 ev
C
aor conj act 3e mv
D
aor ind act 3e mv

Slide 15 - Quiz

δουσης (διδωμι)
A
praes part act vrl gen ev
B
praes conj act 2e ev
C
aor part med vrl gen ev
D
aor part act vrl gen ev

Slide 16 - Quiz

φυναι (φυω)
A
aor inf act
B
aor ind med 2e ev
C
praes inf act
D
praes imper ev

Slide 17 - Quiz

δοιτε ἀν (διδωμι)
A
jullie zullen geven
B
jullie zouden kunnen geven
C
jullie hadden kunnen geven
D
geef!

Slide 18 - Quiz

εἀν βωμεν (βαινω)
A
laten wij gaan
B
als wij zullen gaan
C
steeds als wij gaan
D
om te gaan

Slide 19 - Quiz

φυθι (φυω)
A
jullie groeien
B
jullie groeiden
C
jij groeit
D
groei!

Slide 20 - Quiz

εἰ γαρ θειεν (τιθημι)
A
mogen zij plaatsen
B
plaatsen zij maar
C
als zij zullen plaatsen
D
wanneer zij plaatsen

Slide 21 - Quiz