Presentatie opdracht - leerlingen versie

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Et toi?

Tu es qui?
Tu peux te présenter?

Slide 2 - Diapositive

C'est à toi!
> Je gaat een eigen collage maken (digitaal of niet) over JOU en jezelf voorstellen in het Frans!
>Je krijgt 3 lessen op school!
> Daarna presenteert iedereen zijn product in het Frans.
> Bekijk goed de eisen op de volgende Dia!!

Slide 3 - Diapositive

Ta présentation
> Duurt minimaal 2 minuten en maximaal 3 minuten
> Is helemaal in het Frans
> De uitspraak klopt (5 punten)
> met een spiekbriefje waarbij je per onderdeel wat je gaat vertellen 1 Frans woord mag opschrijven.  
> Wordt ondersteund door een product (digitaal of niet)   (2 punten)
> Voldoet aan de inhoudelijke eisen (2 punten)
> Is een presentatie (interactie, begroeting en afsluiting)
Voor de juiste uitspraak kan je eventueel oefenen in Reverso.com
Vul dan het woord in of de zin en klik op het luidspreker icoontje
Het is de bedoeling dat er in jouw product (digitaal of niet digitaal) alleen maar plaatjes staan! De plaatjes moeten uitbeelden wat je aan het zeggen bent!
Een presentatie is interactief! dus kijk je publiek aan, wijs je plaatjes aan als je erover praat. Bedenk een passende introductiezin en slotzin.

Slide 4 - Diapositive

Over jezelf ......

  • Je voor- en achternaam
  • Je woonplaats en land
  • Je leeftijd
  • Je familie
  • Je nationaliteit
  • Je sport/hobby


Over je vakantie......

  • Waar je bent geweest of gebleven
  • Met wie
  • Hoe lang je bent gebleven
  • Wat je hebt gedaan

Inhoudelijke eisen   
Deze online woordenboek (klik hier) kun je gebruiken om iets te vertalen of de uitspraak van een zin te oefenen:

Slide 5 - Diapositive

Op de volgende 3 dia's vind je verschillende uitleg om jou te helpen voor jouw presentatie
Hoe zat het ook alweer?
> Leeftijd? -> met "avoir"
> passé composé (die gebruik je om te praten in het verleden)
> sporten -> met "jouer of faire"
> Landen en steden: mannelijk, vrouwelijk, meervoud?


Slide 6 - Diapositive

Vertellen waar je geweest/gegaan/gebleven bent
(passé-composé en voorzetsels)
  • Begin je zin met "ik ben geweest" / "ik ben gegaan" / "ik ben gebleven"
  • Zoek het land op in het Frans
  • Kijk of het land mannelijk (m = le), vrouwelijk (v = la) of meervoud (mv = les) is EN of het land begint met een klinker (l')
  • Bepaal nu welke voorzetsel voor het land komt in de zin: 
  • au (m)
  • en (v)
  • aux (mv)
  • à (stad / eiland)

Slide 7 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer?: Passé composé




Passé composé bestaat uit TWEE gedeeltes
Hulpwerkwoord (avoir of être) + voltooid deelwoord
Hulpwerkwoord avoir of être?
Werkwoord uit het huisje van être MET être! (zie volgende slide)
Hoe maak je een voltooid deelwoord?
Werkwoord op er: - er -> + é. Bijvoorbeeld: regarder = regardé
Dus... j'ai regardé = ik heb gekeken
Onregelmatig werkwoorden: zoek het voltooid deelwoord 
op. Er is geen trucje. Bijvoorbeeld:  avoir = eu
Dus..... j'ai eu = ik heb gehad

Slide 8 - Diapositive

Al deze werkwoorden worden dus met hulpwerkwoord être vervoegd in de passé-composé!
Bijvoorbeeld: 
je suis resté = ik ben gebleven

Slide 9 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer?: Praten over sport/hobby




Faire + de                 -> sporten met "le"= du
                                   -> sporten met "la"= de la
                                   -> sporten met "les"= des
                                   -> sporten met "l'" = d'

Jouer + au              -> sporten met "le"= au 
                                  -> sporten met "la"= à la 
                                  -> sporten met "les"= aux 
                                  -> sporten met "l'" = à l'
Wordt het meest gebruikt voor sports en activiteiten
Wordt gebruikt voor gamen, spelletjes en balsport! 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Slide 12 - Diapositive