Les 1 & 2

Du hast 3 Minuten für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus

  • Handy in die Tasche 
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik iedereen in stilte bezig met de opdracht die op het bord staat.
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Du hast 3 Minuten für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus

  • Handy in die Tasche 
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik iedereen in stilte bezig met de opdracht die op het bord staat.

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Leerdoel:

* je kent de modale werkwoorden in het Duits (dürfen, können, mögen, müssen, wollen & wissen) en kunt ze actief gebruiken

Slide 2 - Diapositive

Schritt 5
In de les:
Schritt 5 A2 grammatica

Slide 3 - Diapositive

Welke hulpwerkwoorden kennen wij al?
  1. haben = hebben
  2. sein = zijn 
  3. werden -> betekent worden of zullen!

Slide 4 - Diapositive

Modale hulpwerkwoorden in de tegenwoordige tijd 

Slide 5 - Diapositive

Welke werkwoorden kennen wij?
  1. zwakke werkwoorden (wohnen-wohnte-gewohnt)
  2. sterke werkwoorden (gehen-ging-gegangen) 
  3. hulpwerkwoorden (haben, sein, werden)
  4. modale (hulp-)werkwoorden 

Slide 6 - Diapositive

worden
zullen
ik word
ik zal
ich werde
jij wordt
jij zult
du wirst
hij/zij/het wordt
hij/zij/het zal
er/sie/es wird
wij worden
wij zullen
wir werden
jullie worden
jullie zullen
ihr werdet
zij worden
U wordt
zij zullen
U zal
sie werden
Sie werden

Slide 7 - Diapositive

Wat zijn nu modale (hulp) werkwoorden?
  • deze geven een extra betekenis aan het hoofdwerkwoord 
  • Deze modale werkwoorden kun je niet zelfstandig gebruiken,      deze komen bijna altijd samen met een ander werkwoord. 
  • Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands     zijn:  zullen, kunnen, mogen, moeten, willen.



Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Voorbeelden:
Bijv:  ik zwem                                      ich schwimme
          ik kan zwemmen                      ich kann schwimmen
          ik zal zwemmen                       ich werde schwimmen
          ik wil graag zwemmen            ich möchte schwimmen

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Auf Deutsch
müssen = moeten 
können = kunnen
dürfen = mogen
sollen = moeten (van iemand anders)
wollen = willen
mögen = houden van/lekker vinden/iemand aardig vinden
wissen = weten



Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive


  • In de enkelvoudsvormen krijg je een klinkerwisseling in de stam
• Geen uitgang bij ich, er/sie es.
• in de meervoudsvormen krijg je het hele werkwoord bij wir en sie/Sie

Vervoeg de Duitse 'Modalverben' volgens dezelfde regels:
  • alle enkelvoudsvormen hebben een andere stamklinker dan            het hele werkwoord. 
  • Ich, & er/sie/es (de 1e en 3e persoon enkelvoud) krijgen geen          uitgang.  
  • De meervoudsvormen (wir, ihr, sie, Sie) volgen dezelfde regels      als regelmatige werkwoorden. 

Slide 20 - Diapositive

Nog nakijken
Schritt 5 -> Aufgabe 2 + 6

Slide 21 - Diapositive

Aufgabe 2 A
1. magst
2. kann
3. darf
4. könnt
5. dürfen
6. mag
7. können
8. dürfen
9. mögen
10. kann

Aufgabe 2 B
1. mag
2. kannst
3. darf
4. mögen
5. Dürft
6. Können
7. Magst
8. kann
9. darfst
10. mag

Slide 22 - Diapositive

Aufgabe 6 

1. Darf
2. Kannst du
3. Sie mögen
4. Sie darf
5. Ich kann
6. Ich mag
7. Wir mögen
8. Könnt ihr



9. Ihr dürft
10. Wir können
11. Wir dürfen
12. Mögt ihr


Slide 23 - Diapositive

Zelfstandig aan het werk
1. Maken van Schritt 6 ->   Aufgabe 2, 3, 6
2. Maken van Schritt 7 ->   Aufgabe 2 + 6 + 7


3. Klaar? 
    -  Leer in Studygo de woorden van Schritt 2 +
    - werkwoord "werden"(WRTS) 
    - Modale werkwoorden 

Slide 24 - Diapositive

Kijk nu terug naar de lesdoelen:
Kan ik de modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.

Slide 25 - Diapositive

Hausaufgaben
1. Maken van Schritt 6 -> Aufgabe 2, 3, 6
2. Maken van Schritt 7 -> Aufgabe 2 + 6 + 7
3. Klaar?
    - Leer in Studygo de woorden van Schritt 2 +4
    - werkwoord "werden"(WRTS)
    - Modale werkwoorden 







Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Arbeiten im Buch (in stilte!)
* Aufgabe 1B
* Aufgabe 2 - Lees de Redemittel nog een keer door. Maak daarna opgave B.
Je krijgt 8 minuten voor deze opdrachten. Als de tijd om is, wijs ik iemand aan om de opdrachten op het bord uit te werken.
Als je eerder klaar bent, ga je door met Aufgabe 3. Je schrijf de hele zinnen in het Duits in je schrift. 


Slide 28 - Diapositive