les 10 ma 22 mei

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je laptop vast opstarten en je aanmelden bij lessonup.
Daarna je laptop omdraaien met het beeldscherm naar mij toe.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.

timer
1:00
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je laptop vast opstarten en je aanmelden bij lessonup.
Daarna je laptop omdraaien met het beeldscherm naar mij toe.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.

timer
1:00

Slide 1 - Diapositive

Deze les
-Terugblik vorige les(sen).   
-Uitleg gevolgen alcohol.
-Opdrachten maken.
-Afsluiten; hoe is het deze les gegaan, wat heb je geleerd? 


Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog van de afgelopen lessen?
28 vragen (oefen toets)

Slide 3 - Diapositive

Hoe nemen we het vervoeren van stoffen door het bloed?
A
Communicatie
B
Transformatie
C
Transport
D
Transfusie

Slide 4 - Quiz

In rode bloedcellen zit hemoglobine.
Waar zorgt deze stof voor?
A
Het vervoeren van voedingsstoffen.
B
Een ronde vorm geven aan de cellen.
C
De rode kleur geven aan de cellen.

Slide 5 - Quiz


Welke soort bloedcel wordt aangegeven met de letter R?
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplasma
D
Bloedplaatje

Slide 6 - Quiz

Welk bestanddeel van het bloed bestrijdt ziekteverwekkers?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 7 - Quiz

Welk bestanddeel van het bloed zorgt ervoor dat bloed kan stollen?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 8 - Quiz


Rechts zie je verschillende soorten bloedvaten. Bij de letters Q, R en S staan dwarsdoorsnedes van de bloedvaten getekend. De stroomrichting van het bloed is met twee pijlen aangegeven.
Welke letter geeft een haarvat aan?
A
Q
B
R
C
S

Slide 9 - Quiz


Rechts zie je verschillende soorten bloedvaten. Bij de letters Q, R en S staan dwarsdoorsnedes van de bloedvaten getekend. De stroomrichting van het bloed is met twee pijlen aangegeven.
Welke letter geeft een slagader aan?
A
Q
B
R
C
S

Slide 10 - Quiz


Hiernaast zie je een bloedvat. 
Bekijk deze goed. 
Wat voor type bloedvat is dit?
A
Ader
B
Slagader
C
Haarvat

Slide 11 - Quiz

Welk type bloedvat ligt vaak dieper in je lichaam?
A
Ader
B
Slagader
C
Haarvaten

Slide 12 - Quiz

Welk type bloedvat heeft dikkere wanden?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten

Slide 13 - Quiz

Door welk type bloedvat kunnen zuurstof en voedingstoffen worden uitgewisseld met de organen?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten

Slide 14 - Quiz


Bekijk de afbeelding. Je ziet een nier en de bloedvaten. Hoe heet het bloedvat met de blauw pijl?
A
Nierader
B
Nierslagader
C
Nierhaarvat

Slide 15 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast. In welke bloedvaten stroomt zuurstofrijk bloed?
A
1 en 2
B
2 en 3
C
1 en 3
D
3 en 4

Slide 16 - Quiz

 
Bekijk de afbeelding hiernaast. Welke bloedvaten horen bij de kleine bloedsomloop?
A
Bloedvat 2 en 3
B
Bloedvat 3 en 4
C
Bloedvat 2 en 5

Slide 17 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast. Met welk bloedvat wordt de longslagader aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quiz

Sleep de onderstaande eigenschappen van de bloedvaten naar de juiste plek.
Dunne wand
Dikke wand
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk
Kleppen
Geen kleppen
Slagaders
Aders

Slide 19 - Question de remorquage


Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Met welk nummer wordt de aorta aangegeven?
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 20 - Quiz


Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Met welk nummer wordt de rechterkamer aangegeven?
A
1
B
3
C
4
D
5

Slide 21 - Quiz


Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Waar bevindt zich zuurstofarm bloed?
A
1
B
2
C
4

Slide 22 - Quiz

Als je plast wordt afvalstoffen uit de lichaam verwijderd. Hoe wordt dit genoemd in de biologie?
A
Uitscheiden
B
Uitreguleren
C
Afvallen
D
Transport

Slide 23 - Quiz

Je nieren halen water en afvalstoffen uit je bloed. Hoe heet de vloeistof die je nieren maken?
A
Urine
B
Co2
C
Bloedplasma
D
Nierplasma

Slide 24 - Quiz

Langs welke weg verlaat urine je lichaam? Zet je antwoorden in de goede volgorde:
1: Urineleider
2: Urinebuis
3: Nieren
4: Urineblaas

A
3-2-4-1
B
1-3-4-2
C
1-3-2-4
D
2-4-3-1

Slide 25 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast.
Hoe heet onderdeel nummer 2?
A
Nier
B
Blaas
C
Urinebuis
D
Urineleider

Slide 26 - Quiz

Het kan gebeuren dat een ziekteverwekker in je lichaam komt. Hoe noemen we dit?
A
Ziekte
B
Infectie
C
Beschadiging
D
Pus

Slide 27 - Quiz

Op welke manier maken witte bloedcellen ziekteverwekkers onschadelijk?
A
Met antistoffen
B
Met hemoglobine
C
Met urine
D
Met bactieren

Slide 28 - Quiz

Witte bloedcellen zijn druk bezig om jou te beschermen tegen ziekteverwekkers. Hoe noemen we dit proces?
A
Gezondheid
B
Antistofregeling
C
Afweersysteem

Slide 29 - Quiz

Iemand krijgt een prik tegen het coronavirus. Hoe noemen we dit?
A
Natuurlijke immuniteit
B
Kunstmatige immuniteit

Slide 30 - Quiz

Wat is GEEN manier waarop je lichaam ziekteverwekkers tegen gaat?
A
Met de huid
B
Met voedingsstoffen
C
Met slijmvliezen
D
Met zoutzuur

Slide 31 - Quiz

De leerdoelen voor deze week: 
-Je kunt gevolgen van alcohol noemen.

Slide 32 - Diapositive

Ik koop in een restaurant een glas bier, een glas wijn en een glas whisky
In welk glas zit dan de meeste alcohol?
A
in een glas bier
B
in een glas wijn
C
in een glas whisky
D
in alle glazen zit even veel

Slide 33 - Quiz

-Je kunt de gevolgen van alcohol noemen.
Verschil procent en promille. per 100 of per 1000

Alcohol en verkeer, eerste 5 jaar max 0,2 promille. Daarna max 0,5 promille.
0,2 promille krijg je na ongeveer 1 consumptie.
(En hangt dus af van lichaamsgrootte).


Slide 34 - Diapositive

-Je kunt de gevolgen van alcohol noemen.
Na het drinken komt alcohol binnen 10 minuten in je hersenen (na 30 minuten is 1 consumptie volledig opgenomen in het bloed).
 
Lichaam (lever) heeft 1,5 uur nodig om 1 glas alcohol af te breken. 
 

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

-Je moet ook enkele gevolgen van alcohol  noemen. 
Korte termijn: loskomen -> aangeschoten -> dronken -> lavenloos -> coma.

Volgende dag: kater.

Slide 37 - Diapositive

Je moet ook enkele gevolgen van alcohol noemen. 
Langetermijn: hersenen krimpen, iq gaat achteruit, leverbeschadiging, verslaving, kanker.
Verslaving zowel geestelijk als lichamelijk.

Psychiatrie en alcoholafhankelijkheid
Depressie, onthoudingsverschijnselen, (delirium- tremens), Korsakof- syndroom, ziekte van Wernicke. Deze ziekte is gelokaliseerd in de hersenstam. Het kortetermijngeheugen verdwijnt. Stopt men met drinken dan herstellen de functies zich doorgaans. Dat is niet het geval met het Korsakoff syndroom. Deze aandoening is irreversibel (niet meer terug te draaien) en kenmerkt zich door een verlies van het kortetermijngeheugen, verlies aan oriëntatie vermogen, verwardheid, gedragsverandering en angsten. De jongste Korsakof patient is 28 jaar! 

Slide 38 - Diapositive

Je moet ook enkele gevolgen van alcohol op korte termijn en op lange termijn kunnen noemen. 

Binge drinken: in korte tijd veel alcohol drinken (achter elkaar door blijven drinken). Gevolgen staan in afbeelding 54.

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo

Leerdoelen:
-Je kunt gevolgen van alcohol noemen.
Kun je bereiken door:
-Te lezen / bestuderen: de tekst van de samenhang en van B8.
-Te maken: thema 3 de samenhang en basisstof 8.
-De antwoorden van de opdrachten te controleren.
-Je kennis te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.
Huiswerk: alles van B1 t/m B7 + samenhang + deel van B8 af.
We maken eerst de samenhang af en daarna beginnen we aan B8.

Slide 41 - Diapositive

Afsluiting.
Volgende les verder met thema 3. (Boek A)

Huiswerk:  Alles tot en met B7, de samenhang en deel van B8 moet morgen af zijn.

Nu nog de dia met linkjes naar extra uitleg en oefenmateriaal. 



Slide 42 - Diapositive