grammatica opdracht 10 tm 12 (SLR)

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

Na deze les:

-kun je het onderwerp en het lijdend voorwerp in zin benoemen 

Slide 2 - Diapositive

Vorige les
Vorige les hebben we nog even herhaald hoe we het
werkwoordelijk gezegde kunnen vinden. 

Weet je het nog? 
Eerst zoek je de pv, daarna kijk je of er nog meer werkwoorden in de zin staan. 
Kijk of er werkwoorden met 'te' bij staan. Het woordje 'te' hoort er ook bij! 

Slide 3 - Diapositive

De sleutelbos hangt aan de spijker.
wwg =

Slide 4 - Question ouverte

Mijn broer ligt nog te slapen.
wwg =

Slide 5 - Question ouverte

Jopie is gisteren ziek geworden.
wwg =

Slide 6 - Question ouverte

Zinsdelen
Zinsdelen zijn bouwstenen.
Ze geven antwoord op vragen als 'wie', 'wat', 'waar', 'hoe', 'wanneer', 'wat gebeurt er'. etc. 

Een basiszin heeft 2 zinsdelen:
pv ('wat gebeurt er') en onderwerp ('wie/wat')

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

ONDERWERP
Je vindt het onderwerp door de volgende vraag te stellen:
wie/wat + wwg



Slide 9 - Diapositive

Mijn oom fietst naar Praag
Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?

...

Wat is het onderwerp van deze zin?

.....

Slide 10 - Diapositive

Mijn moeder kleedt mijn zusje aan.

ond =
A
kleedt
B
Mijn moeder
C
mijn zusje
D
zusje

Slide 11 - Quiz

De atleet hoopt de 50 km te halen.

ond =
A
hoopt
B
hoopt halen
C
De atleet
D
de 50 km

Slide 12 - Quiz

LIJDEND VOORWERP
Het lijdend voorwerp vind je door de volgende vraag te stellen:

wie/wat + wwg + ons

Met de volgende oefening gaan we samen oefenen. 

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Lien

Niet altijd. 
In een zin staat altijd een pv, en ook een onderwerp.


Het kan zijn dat er geen lijdend voorwerp in de zin staat, kijk maar:

 

Slide 15 - Diapositive

Niet altijd
Het kan zijn dat er in een zin géén lijdend voorwerp staat. 
bv:  Wij  / liggen / op de bank.
wwg: liggen, ond = wij. 
Dan hou je zinsdeel 'op de bank' over. 
'op de bank' geeft antwoord op de vraag 'waar liggen wij'.
Het LV is altijd antwoord op de vraag wie/wat, en nooit op 'waar'. 
Dus in deze zin staat geen lijdend voorwerp. 

Slide 16 - Diapositive

Maak een zin met het werkwoord
'repareren'

Slide 17 - Question ouverte

Maak een zin met het werkwoord
'opzoeken'

Slide 18 - Question ouverte

Maak een zin met het werkwoord
'zwemmen'

Slide 19 - Question ouverte

Huiswerk
Maak opdracht 10, 11 en 12. 
blz 118

Opdracht 10 starten we even samen.
Dat is een lastige opdracht. 

Slide 20 - Diapositive