1KGT - H7.1 Grammatica (pv, wwg, ond, lv)

H7 Taalverzorging 3
In dit hoofdstuk ga je meer leren over 
het verschil tussen fictie en non-fictie
  • GRAMMATICA
    wwg-ond-lv
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H7 Taalverzorging 3
In dit hoofdstuk ga je meer leren over 
het verschil tussen fictie en non-fictie
  • GRAMMATICA
    wwg-ond-lv

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je leert:
  • een bouwplan in een zin herkennen;
  • een zin in zinsdelen verdelen;
  • het onderwerp van een zin herkennen en benoemen;
  • het lijdend voorwerp van een zin herkennen en benoemen.
Leerdoelen
7.1

Slide 2 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Zinnen en zinsdelen
7.1
Wat is een zin?
Een zin is een verzameling woorden waarmee je iets wil zeggen. 

Een zin heeft in ieder geval twee basisdelen:
  • werkwoordelijk gezegde vertelt wat er gebeurt.
  • onderwerp vertelt wie/wat het doet.

Slide 3 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Zinnen en zinsdelen
7.1
Bijvoorbeeld:



Wat gebeurt er?                           voetballen (= wwg)
Wie doet dat?                               De meisjes (=ond)
De meisjes voetballen.

Slide 4 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Zinnen en zinsdelen
7.1
Bijvoorbeeld:



Wat gebeurt er?                           voetballen (= wwg)
Wie doet dat?                               De meisjes (=ond)
De meisjes voetballen.
= basiszin

Slide 5 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Zinnen en zinsdelen
7.1
Je kunt een zin langer maken door er stukjes informatie aan toe te voegen.

Bijvoorbeeld:



De meisjes / voetballen / in de pauze / met hun vrienden /op het plein.
met wie?
wanneer?
waar?
wie doet het?
wat gebeurt er?

Slide 6 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Aan de slag
Opdracht 1 t/m 4

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je leert:
  • een bouwplan in een zin herkennen;
  • een zin in zinsdelen verdelen;
  • het onderwerp van een zin herkennen en benoemen;
  • het lijdend voorwerp van een zin herkennen en benoemen.
Leerdoelen
7.1

Slide 8 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Een zin bestaat uit zinsdelen. Je bouwt een zin door zinsdelen met informatie toe te voegen. Als je een zin verdeelt in zinsdelen, dan heb je een bouwplan voor je zin.

In een bouwplan van een zin zie je in welke volgorde de zinsdelen van een zin staan.
Bouwplan
7.1

Slide 9 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Bijvoorbeeld
De hond speelt nu met mij in de tuin.




De hond / speelt / nu / met mij / in de tuin.
Bouwplan
7.1
Wie doet het? 
wat gebeurt er?
wanneer?
met wie?
waar?
De hond
speelt
....
....
....

Slide 10 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Bedenk nu zelf een zin waarbij de zinsdelen in de volgorde van het bouwplan staan.






Bouwplan - andersom
7.1
Wie doet het? 
wat gebeurt er?
wie?
waarheen?
breng
....
....
...........................................................

Slide 11 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Aan de slag
Opdracht 5 t/m 8

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je leert:
  • een bouwplan in een zin herkennen;
  • een zin in zinsdelen verdelen;
  • het onderwerp van een zin herkennen en benoemen;
  • het lijdend voorwerp van een zin herkennen en benoemen.
Leerdoelen
7.1

Slide 13 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Het zinsdeel onderwerp in een zin geeft aan wie of wat iets doet.
Onderwerp
7.1
Jesper eet.
Wat is het zinsdeel 'onderwerp'?

Slide 14 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Het  onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar. Als het onderwerp enkelvoud is, dan is de persoonsvorm ook enkelvoud. 
Onderwerp en persoonsvorm
7.1
Jesper eet.
Jesper en Mads eten.
Getalproef

Slide 15 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Als je een zin moet ontleden doe je dat altijd in dezelfde volgorde!
Zinnen in zinsdelen verdelen (= zinsontleding)
7.1
1. Noteer de persoonsvorm (pv)
2. Noteer het werkwoordelijk gezegde (wwg)
3. Noteer het onderwerp (ond)

Slide 16 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Aan de slag
Opdracht 9 t/m 13

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je leert:
  • een bouwplan in een zin herkennen;
  • een zin in zinsdelen verdelen;
  • het onderwerp van een zin herkennen en benoemen;
  • het lijdend voorwerp van een zin herkennen en benoemen.
Leerdoelen
7.1

Slide 18 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Het  onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar. Als het onderwerp enkelvoud is, dan is de persoonsvorm ook enkelvoud. 
Lijdend voorwerp
7.1
Jesper eet.
Jesper en Mads eten.
Getalproef

Slide 19 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Lijdend voorwerp en basiszin
7.1
Bijvoorbeeld:



Wat gebeurt er?                           voetballen (= wwg)
Wie doet dat?                               De meisjes (=ond)
De meisjes voetballen.
= basiszin

Slide 20 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Lijdend voorwerp en basiszin
7.1
Bijvoorbeeld:



Wat gebeurt er?                           eten(= wwg)
Wie doet dat?                               De meisjes (=ond)
De meisjes eten.
= basiszin?

Slide 21 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Lijdend voorwerp en basiszin
7.1
Bijvoorbeeld:



Wat gebeurt er?                           eten(= wwg)
Wie doet dat?                               De meisjes (=ond)
Wat eten de meisjes?                     een broodje hete kip (=lv)
De meisjes eten een broodje hete kip.
= basiszin?

Slide 22 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Lijdend voorwerp en werkwoorden
7.1
Sommige werkwoorden hebben altijd een lijdend voorwerp nodig. Zo kun je bijvoorbeeld niet 'niks' eten. Je stelt dan ook altijd de vraag: Wat eten de meisjes?





Wie/wat + wwg + ond = lijdend voorwerp

Slide 23 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Lijdend voorwerp en werkwoorden
7.1
Sommige werkwoorden hebben altijd een lijdend voorwerp nodig. 

Voorbeelden





eten - aanhouden - bellen - aangeven - kopen -  opruimen - etc.
Welk lijdend voorwerp past bij deze werkwoorden?

Slide 24 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Aan de slag
Opdracht 14 t/m 16

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions