B rek 08 09 20

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

55m = ....hm

1. 0,55
2. 5,50
3. 550
4. 5500

55m = ....hm

1. 0,55
2. 5,50
3. 550
4. 5500

23.000 dm = ....km

1. 0,23
2. 2,3
3. 23
4. 230

Hoeveel in procenten?

1. 75%
2. 25%
3. 40%
4. 4%

200 m = ...

1. 20 km
2. 2 km
3. 0,2 km
4. 0,02 km

Een marathon is 42195 m. Hoeveel km is dit?

1. 4,2195 km
2. 42,195 km
3. 421,95 km
4. 4219,5 km

3m =..... mm

1. 300
2. 3
3. 30000
4. 3000

is hetzelfde als

​2​​1​​

1. 2%
2. 5%
3. 20%
4. 50%

23.000 dm = ....km

1. 0,23
2. 2,3
3. 23
4. 230

Hoeveel in procenten?

1. 75%
2. 25%
3. 40%
4. 4%

Wat is het volgende kommagetal?
1,5 - 2,0 - 2,5 - 3,0 - .......

1. 3,5
2. 4,0
3. 4,5
4. 3,25

Wat is het volgende kommagetal?
1,25 - 1,50 - 1,75 - 2,00 - .....

1. 2,5
2. 2,05
3. 2,025
4. 2,25

200 m = ...

1. 20 km
2. 2 km
3. 0,2 km
4. 0,02 km

Een marathon is 42195 m. Hoeveel km is dit?

1. 4,2195 km
2. 42,195 km
3. 421,95 km
4. 4219,5 km

3m =..... mm

1. 300
2. 3
3. 30000
4. 3000

0,04 km2 = ....m2

1. 40
2. 400
3. 4.000
4. 40.000

30,6% is ongeveer

1. 7/10
2. 1/2
3. 3/10
4. 1/4

wat is meer

1. 40%
2. 1/2

Afronden op een duizendtal
2651 ≈

1. 2000
2. 3000

< Wat betekent dit teken?

1. is gelijk aan
2. is kleiner dan
3. is groter dan
4. is ongeveer gelijk aan

0,35 liter = ........ml

1. 35000
2. 0,0035
3. 350
4. 35

1,5 km = .......m

1. 1500
2. 15
3. 150
4. 150

6 cl = .......ml

1. 60
2. 600
3. 0,06
4. 0,6

Welke 2 breuken zijn hetzelfde

1. 2/4
2. 1/4
3. 2/3
4. 1/2

Schat het antwoord:

2521 - 498 ≈

1. 1500
2. 2000
3. 750
4. 1900

Rond de getallen af: 2500 - 500 is makkelijk uit te rekenen.

Schat het antwoord:

6 x 39 ≈

1. 280
2. 200
3. 240
4. 300

Rond de getallen af: 6 x 40 is makkelijk uit te rekenen. Je hoeft dus niet altijd allebei de getallen af te ronden.

Afronden op één cijfer achter de komma.
5,579 wordt

1. 5,5
2. 5,6
3. 5,55
4. 5,7

2/6 en 4/6
Zijn gelijknamige breuken

1. waar
2. niet waar

Een kubieke decimeter is evenveel als...

1. 10 liter
2. 1 liter
3. 100 liter
4. 0,1 liter

2 op 5 kinderen zitten op voetbal.
Er zijn 25 kinderen.
Hoeveel kinderen zitten op voetbal?

1. 15
2. 10
3. 5
4. 9

6 x 7 =

1. 47
2. 43
3. 48
4. 42

4 x 9 =

1. 36
2. 34
3. 32
4. 38

7 x 8 =

1. 54
2. 56
3. 58
4. 51

4 x 8 =

1. 32
2. 34
3. 36
4. 42

Welk getal is oneven?

1. 64
2. 88
3. 73
4. 96

10 x 2 + 6 x 2 =

1. 30
2. 240
3. 32
4. 126

Afronden op een tiental
783 ≈

1. 700
2. 780
3. 790
4. 800

Samen 12:
8 + ?

1. 2
2. 5
3. 3
4. 4

Hoeveel ballen hingen er in de boom?

1. 10
2. 11
3. 12
4. 13