maandag 7 september

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Klassenregels

Je hebt een actieve werkhouding en je zorgt dat je huiswerk in orde is.
Je hebt altijd je leesboek en leerwerkboek mee.
Je eet en drinkt niet tijdens de les.
Je mobiel is uit het zicht, anders wordt deze ingenomen.
De Ipad ligt plat op tafel, tenzij aangegeven wordt dat er mee wordt gewerkt.
Je bent respectvol naar de docent en naar elkaar.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen:
In deze paragraaf leer je:
• hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spelt;
• hoe je deze leestekens goed gebruikt: punt, komma, uitroepteken, vraagteken, aanhalingstekens;
• twintig dicteewoorden.




Slide 3 - Diapositive

Soms schrijf je in een tekst precies wat iemand zegt. Je gebruikt dan de directe rede. De zin begint dan altijd met een hoofdletter en staat tussen aanhalingstekens. 



Esmee belde en zei: ‘Ik kom iets later, want ik heb een lekke band.’
In deze zin begint de directe rede na de dubbele punt.

‘Ik haal je wel op,’ zei Tarik.
In deze zin eindigt de directe rede met een komma.



Slide 4 - Diapositive

De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord.
In de tegenwoordige tijd (tt) komt er bij jij/hij/zij/het een -t achter de ik-vorm: ik werk – jij werkt.
Als de ik-vorm al op -t eindigt, komt er geen extra -t achter: ik zet – hij zet.


hele werkwoord

ik

jij/hij/zij/het

wij/jullie

helpen

help

helpt

helpen

dragen

draag

draagt

dragen

vinden

vind

vindt

vinden

praten

praat

praat

praten


Let op. Schrijf géén -t als jij achter de persoonsvorm staat.
• Jij draagt de koffer al, maar draag jij liever alles?
• Jij vindt vast de weg, maar vind jij het huis ook?
• Jij praat met iedereen, maar praat jij niet te veel?
In het meervoud schrijf je het hele werkwoord.
wij/jullie/zij worden.

Slide 5 - Diapositive

hele werkwoord
helpen

stam -en

ik help
jij helpt          help jij?
hij/zij/het helpt

wij helpen
jullie helpen
zij helpen

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

hele werkwoord
vinden

stam -en
ik vind
jij vindt vind jij?
hij/zij/ het vindt

wij vinden
jullie vinden
zijn vinden

Slide 8 - Diapositive

hele werkwoord
praten


ik praat 
jij praat praat jij?
hij/zij/het praat

wij vinden 
jullie vinden
zij vinden

Slide 9 - Diapositive

We ------------------------------------------------------------(proberen, tt) het antwoord te vinden op die vraag.

Slide 10 - Diapositive

We gaan een paar zinnen oefenen op de wisbordjes.

Gebruik de wisbordjes alleen om te schrijven en schrijf niet op de doekjes!

Slide 11 - Diapositive

De docent ------------------------------------------------------------(verhalen, tt) alle kosten op de school.

Slide 12 - Diapositive

verhaalt
Ik -vorm is verhaal
De docent/hij verhaalt

Slide 13 - Diapositive

Het meisje ------------------------------------------------------------(wijzen, tt) naar de hoge toren.

Slide 14 - Diapositive

ik-vorm is wijs
Het meisje/zij wijst

Slide 15 - Diapositive

Het water ------------------------------------------------------------(bevriezen, tt) door de strenge vorst

Slide 16 - Diapositive

Met mooie producten en een goed verhaal ------------------------------------------------------------(verleiden, tt) hij zijn
klanten tot meer aankopen dan gepland.

Slide 17 - Diapositive

ik-vorm bevriest
het water bevriest

Slide 18 - Diapositive

ik-vorm is verleid
hij verleidt

Slide 19 - Diapositive

Greta en Kris ------------------------------------------------------------(beschrijven, tt) het voorval als zeer gevaarlijk

Slide 20 - Diapositive

bij wij/jullie/zij hele werkwoord
beschrijven

Slide 21 - Diapositive

Lies ------------------------------------------------------------(blazen, tt) alle kaarsjes in één keer uit

Slide 22 - Diapositive

ik-vorm =blaas
Lies/zij blaast

Slide 23 - Diapositive

Het eten ------------------------------------------------------------(verbranden, tt) in die hete oven.

Slide 24 - Diapositive

ik-vorm verbrand
het eten/het verbrandt

Slide 25 - Diapositive

afsluitbaar
beseffen
biotoop
dierproef
erkennen
figuur
garanderen
heimwee
intensieve
kattenbak
krokus
levenloos
minimaal
nablussen
oerdom
okselfris
ozonlaag
presidentieel
verdragen 
weren

Slide 26 - Diapositive

Luister naar de woorden en schrijf ze onder elkaar op je wisbord. Laat ze staan, we kijken ze straks na!

Slide 27 - Diapositive

Huiswerk:
Afmaken paragraaf 1.8 
ook Test jezelf en Versterk jezelf.
Maak van hoofdstuk 2 paragraaf 7 grammatica opdracht 1 tot en met 4.

Slide 28 - Diapositive