VWO laatste les hoofdstuk 4 + 5

Welkom
Laatste les herhaling H4 + H5 

Wat gaan we doen? 
De hoofdstukken doornemen 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Laatste les herhaling H4 + H5 

Wat gaan we doen? 
De hoofdstukken doornemen 

Slide 1 - Diapositive

Staan de afschrijvingen op de balans of op de resultatenrekening?
A
Balans
B
Resultatenrekennig

Slide 2 - Quiz

Staat de hypotheeklening op de balans of op de resultatenrekening?
A
Balans
B
Resultatenrekening

Slide 3 - Quiz

Staan de 'nog te ontvangen van klant Goebel' op de balans of op de resultatenrekening?
A
Balans
B
Resultatenrekening

Slide 4 - Quiz

Een winkel verkoopt op rekening vier dozen wijn voor €789. Inkoopwaarde: €435. Wat gebeurt er op de resultatenrekening?

Slide 5 - Question ouverte

Resultatenrekening
Een winkel verkoopt op rekening vier dozen wijn voor €789. Inkoopwaarde: €435. Wat gebeurd er op de resultatenrekening?

Debet:                                                               Credit:
Inkoopwaarde v/d Omzet €435             Omzet €789

Slide 6 - Diapositive

Een winkel verkoopt op rekening vier dozen wijn voor €789. Inkoopwaarde: €435. Wat gebeurt er op de balans?

Slide 7 - Question ouverte

Balans
Een winkel verkoopt op rekening vier dozen wijn voor €789. Inkoopwaarde: €435. Wat gebeurd er op de resultatenrekening?

Debet:                                                               Credit:
Voorraad goederen -€435                      Eigen vermogen +€354         
Debiteuren +€789

Slide 8 - Diapositive

Een supermarkt koopt op rekening voor €1200 aan brood in en verkoopt het brood voor €3750 aan klanten. 40% van de omzet wordt met de pinpas betaald, 60% contant. Wat gebeurt er op de resultatenrekening?

Slide 9 - Question ouverte

Resultatenrekening
Een supermarkt koopt op rekening voor €1200 aan brood in en verkoopt het brood voor €3750 aan klanten. 40% van de omzet wordt met de pinpas betaald, 60% contant. 

Debet:                                                                 Credit:
Inkoopwaarde v/d omzet + €1.200         Omzet +€ 3.750


Slide 10 - Diapositive

Een supermarkt koopt op rekening voor €1200 aan brood in en verkoopt het brood voor €3750 aan klanten. 40% van de omzet wordt met de pinpas betaald, 60% contant. Wat gebeurt er op de balans?

Slide 11 - Question ouverte

Balans
Een supermarkt koopt op rekening voor €1200 aan brood in en verkoopt het brood voor €3750 aan klanten. 40% van de omzet wordt met de pinpas betaald, 60% contant. 
Debet:                                                                 Credit:
Bankrekening + €1.500                               Eigen vermogen + €2.550
Kas + €2.250                                                    Crediteuren + €1.200


Slide 12 - Diapositive

De omzet van een winkel is €2.000. De inkoopwaarde van de omzet is €1.500. De bedrijfskosten zijn €1.000. Wat is de brutowinst en de nettowinst?

Slide 13 - Question ouverte

Brutowinst / Nettowinst
De omzet van een winkel is €2.000. De inkoopwaarde van de omzet is €1.500. De bedrijfskosten zijn €1.000. Wat is de brutowinst en de nettowinst? 
Omzet:                        €2.000
Inkoopwaarde:        €1.500 - 
Brutowinst:               €500 
Bedrijfskosten:       €1.000 -
Nettowinst:               - €500

Slide 14 - Diapositive

Hoe bereken je de WIG?

Slide 15 - Question ouverte

WIG
Hoe bereken je de WIG?

WIG = totale loonkosten werkgever - nettoloon 


Slide 16 - Diapositive

Benoem de 5P's en leg deze uit.

Slide 17 - Question ouverte

5P's
Benoem de 5P's en leg deze uit: 
Plaats --> Vestigingsplaats van de winkel 
Personeel --> Het juist personeel aantrekken 
Prijs --> Een prijs waarbij de doelstelling gehaald worden 
Product: De eigenschappen van het product. 
Promotie --> De manier van reclame maken 

Slide 18 - Diapositive

Wat is prijsdiscriminatie?

Slide 19 - Question ouverte

Prijsdiscriminatie
Wat is prijsdiscriminatie? 

Verschillende groepen consumenten betalen voor hetzelfde product een verschillende prijs. 

Slide 20 - Diapositive