Balans en Resultatenrekening

Voorraad komt op de
A
Resultatenrekening
B
Balans
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Voorraad komt op de
A
Resultatenrekening
B
Balans

Slide 1 - Quiz

de omzet staat op de
A
Resultatenrekening
B
Balans

Slide 2 - Quiz

Hoe noemen we de rechterzijde van de balans ?
A
Liquide middelen
B
Passiva
C
Debet
D
Activa

Slide 3 - Quiz

welke stelling klopt niet ?
A
een balans is altijd in evenwicht
B
een balans is een momentopname
C
heeft een debetzijde en een creditzijde
D
wordt altijd opgemaakt op 31 december

Slide 4 - Quiz

Een balans is:
A
Opstelling activa & passiva
B
Opstelling bezit & schuld
C
Tijdstip overzicht
D
Eigen vermogen

Slide 5 - Quiz

Wat staat aan de debet kant van de balans?
A
voorraad goederen
B
banklening
C
crediteuren
D
debiteuren

Slide 6 - Quiz

Als een bedrijf winst maakt zal dat op de balans te merken zijn aan de omvang van
A
het eigen vermogen
B
banksaldo
C
kasgeld
D
de schulden

Slide 7 - Quiz

Inkoopwaarde van de omzet kun je berekenen door:
A
omzet - verkoopprijs
B
afzet x verkoopprijs
C
afzet x inkoopprijs
D
Brutowinst - afzet

Slide 8 - Quiz

brutowinst in procenten van de omzet bereken je als volgt:
A
bedrijfskosten : omzet x 100
B
nettowinst : omzet x 100
C
brutowinst : omzet x 100
D
brutowinst : inkoopwaarde x 100

Slide 9 - Quiz

Als je de inkoopwaarde van de omzet afhaalt dan heb je de
A
Bedrijfskosten
B
Nettoresultaat
C
Nettowinst
D
Brutowinst

Slide 10 - Quiz

Verkoopprijs € 75,- inkoopwaarde is 20% van de omzet. Afzet is 2.000
A
De omzet is € 120.000,-
B
De brutowinst is € 15,- per stuk
C
De inkoopwaarde is € 15,- per stuk
D
De brutowinst is € 30.000,-

Slide 11 - Quiz

De omzet van de kledingwinkel van Tevin is
€ 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de bedrijfskosten zijn € 7.500. De brutowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000

Slide 12 - Quiz

De omzet van de winkel van Krijn is €20.000, de inkoopwaarde is €12.500, de kosten zijn €5000. De nettowinst is
A
€20.000
B
€12.500
C
€2.500
D
€75.000

Slide 13 - Quiz

Een onderneming koopt een bestelwagen voor € 30.000 en gaat deze 3 jaar gebruiken. Daarna is de bestelwagen niks meer waard. Hoeveel bedragen de afschrijvingen per jaar?
A
Huh?? Afschrijvingen??
B
€ 10.000
C
€ 30.000
D
€ 90.000

Slide 14 - Quiz

Vlottende activa
A
Gaan langer dan 1 jaar mee
B
Gaan korter dan 1 jaar mee
C
Gaan niet mee
D
Gaan wel mee

Slide 15 - Quiz

Liquide middelen is hetzelfde als..
A
banksaldo
B
kasgeld
C
banksaldo en schulden
D
banksaldo en kasgeld

Slide 16 - Quiz

Crediteuren zijn voor een bedrijf..
A
klanten die het bedrijf nog geld verschuldigd zijn
B
klanten die op lange termijn geld krijgen van het bedrijf
C
klanten die op korte termijn geld krijgen van het bedrijf
D
concurrenten

Slide 17 - Quiz

Wat staat er op een resultatenrekening?
A
de ontvangsten en uitgaven van een onderneming
B
de bezittingen en schulden van een onderneming
C
de opbrengsten en kosten van een onderneming
D
stroom - en voorraadgrootheden van ondernemingen

Slide 18 - Quiz

Op een resultatenrekening staan
A
de opbrengsten en kosten
B
de ontvangsten en uitgaven
C
de bezittingen
D
het eigen vermogen

Slide 19 - Quiz

Als een bedrijf afschrijvingskosten heeft zal er iets veranderen op..
A
de balans
B
de resultatenrekening
C
zowel de balans als de resultatenrekening
D
niets

Slide 20 - Quiz

de vergoeding die je betaalt voor een lening noemen we rente
de terugbetaling van de lening noemen we aflossing
de aflossingsverplichting van het komende jaar wordt opgenomen onder het kort vreemd vermogen
Een crediteur is een leverancier die we nog moeten betalen. Het product of de dienst is al wel geleverd. 
Een debiteur ontstaat als een klant niet betaalt bij levering van de dienst of goederen. Hij koopt op rekening. De debiteur wordt opgenomen onder de vlottende activa. 
het eigen vermogen is gelijk aan de bezittingen minus de schulden. Het kan dus positief en negatief zijn.

Slide 21 - Diapositive

Wat staat er aan de debetzijde van de balans
A

Slide 22 - Quiz

Hoe noemen we de rechterzijde van de balans ?
A

Slide 23 - Quiz