Ma 6 maart Tijd in verhalen

Tijd in verhalen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Tijd in verhalen

Slide 1 - Diapositive

Tijd in verhalen

Je kunt de tijd in verhalen op verschillende manieren beschrijven:

- In welke tijd speelt een verhaal zich af?

- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?

- Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?

Slide 2 - Diapositive

Tijd in verhalen
Verhalen kunnen zich afspelen in een andere tijd.
Dit kan in de toekomst zijn of in het verleden.

Slide 3 - Diapositive

Tijd in verhalen
Om te bepalen in welke tijd een verhaal zich afspeelt, let je op de volgende zaken:
  • jaartal
  • historische figuren
  • historische gebeurtenissen
  • gewoontes, voorwerpen, kleding en eten
  • omgeving
Opdracht: In welke tijd speelt jouw verhaal?

Slide 4 - Diapositive

tijd in verhalen
  • chronologisch - van begin tot eind
  • vooruitblikken - flashforward
  • terugblikken- flashback

Slide 5 - Diapositive

  • Chronologisch - van begin tot eind
  • Vooruitblikken - flashforward
  • Terugblikken- flashback
zie blz. 94 
Tijd in verhalen

Slide 6 - Diapositive

Tijd in verhalen
Als je wilt bepalen in welke tijd jouw verhaal speelt, kijk je naar de volgende punten:
  • jaartal (Wordt er een jaartal genoemd?)
  • historische gebeurtenissen of personen
  • door gebruiken, gewoontes, voorwerpen of kleding
  • door de ruimte uit die tijd te beschrijven

Opdracht: In welke tijd speelt jouw verhaal denk je?

Slide 7 - Diapositive

tijd in verhalen 

flashback: de schrijver vertelt iets wat eerder gebeurd is. 

flashforward: de schrijver vertelt iets wat in de toekomst gaat gebeuren. 

Slide 8 - Diapositive

Tijd in een verhaal

Hoe kun je zien in welke tijd het verhaal zich afspeelt?

Slide 9 - Diapositive

De tijd die voorbijgaat in een verhaal wordt de vertelde tijd genoemd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat moet je vertellen als je een vraag krijgt over de tijd in je boek?
A
In welke tijd en hoeveel tijd er voorbij gaat
B
In welke tijd het verhaal speelt en waarom
C
Hoeveel tijd er voorbij gaat en waarom
D
Hoe lang je over je boek hebt gedaan.

Slide 11 - Quiz

De plaats en tijd van een verhaal hebben invloed op...
A
sfeer en spanning
B
sfeer en geluid
C
geluid en spanning
D
hoofdpersoon en sfeer

Slide 12 - Quiz

Wat is de vertelde tijd van het verhaal?
A
1940-1945
B
103 blz.
C
16 uur

Slide 13 - Quiz

Wat is ook alweer het genre van het verhaal?
A
waar het verhaal zich afspeelt
B
in welke tijd het verhaal zich afspeelt
C
wat het doel is van de hoofdpersoon
D
soort thema (oorlog, liefde, detective)

Slide 14 - Quiz

Wie laat zien in welke tijd het verhaal zich afspeelt.
A
de schrijver
B
de hoofdpersoon
C
de bijpersoon

Slide 15 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de vertelde tijd in een verhaal?
A
Hoe lang het duurt voordat je een verhaal verteld hebt.
B
De tijd waarin het verhaal zich afspeelt, dus nu, vroeger of toekomst.
C
De tijd die voorbijgaat in een verhaal.

Slide 16 - Quiz

Fictie: tijd in verhalen + perspectief

Slide 17 - Diapositive

Tijd in verhalen
  1. Tijd waarin een verhaal zich afspeelt
  2. Vertelde tijd
  3. Verteltijd

Slide 18 - Diapositive

Tijd in verhalen
Een verhaal speelt zich af in een bepaalde tijd. 
Bijvoorbeeld: aan het begin van de vorige eeuw, de tijd van de Eerste Wereldoorlog. Of nu, in deze tijd. 
Als verhalen in een andere tijd spelen, dan zullen personen zich op een andere manier gedragen. 
Bijvoorbeeld: in de Middeleeuwen hadden mensen andere ideeën over het geloof. 

Slide 19 - Diapositive

Huiswerk voor di 7 mrt
Leren

Fictie blok 1 
blz 39 t/m 44

Slide 20 - Diapositive