Extra oefening 3A

Doel van de les
Aan het einde van de les kan je de grammatica uitleggen
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Doel van de les
Aan het einde van de les kan je de grammatica uitleggen

Slide 1 - Diapositive

Will / to be going to
  1. In 2020 people______more hybrid cars. (to buy)
  2. Marvin_______a party next week. (to throw)
  3. We_________to Venice in June. (to fly)
  4. Just a moment. I______you with the bags. (to help)
  5. Paul's sister________a baby. (to have)
  6. They__________at about 4 in the afternoon. (to arrive)
  7. Look at the clouds! It_________ soon. (to rain)

Slide 2 - Diapositive

Wanneer gebruik je
 'to be going to'?
  • als je een plan hebt voor de toekomst;
  • er een duidelijke aanwijzing is dat iets gaat gebeuren.

Slide 3 - Diapositive

Plan voor de toekomst voorbeeld

I am going to throw spiders at children tomorrow.
Duidelijke aanwijzing dat er iets gaat gebeuren voorbeeld

Look at the clouds. It is going to rain!


Slide 4 - Diapositive

De vorm (bevestigend).
I
am 
going to
hele werkwoord
He/she/it
is 
going to
hele werkwoord
we/you/they
are 
going to
hele werkwoord

Slide 5 - Diapositive

De vorm (ontkennend)
I
am not
going to
hele werkwoord
He/she/it
is not
going to
hele werkwoord
We/you/
they
are not
going to
hele werkwoord

Slide 6 - Diapositive

De vorm (vragend)
Am
I
going to
hele werkwoord
Is
he/she/it
going to
hele werkwoord
Are
we/you/they
going to
hele werkwoord

Slide 7 - Diapositive

Wanneer gebruik je will?
Will gebruik je om aan te geven dat iets in de toekomst gaat gebeuren. 

I will get a new TV soon.
 --->  
Ik zal binnenkort een nieuwe TV krijgen.

Slide 8 - Diapositive

Hoe ziet Will eruit?
will + werkwoord
Voorbeeld: He will eat a burger.


Slide 9 - Diapositive

Ontkennende zinnen
  • Bij ontkennende zinnen zet je 'not' achter 'will', of gebruik de korte vorm: won't 

I will not help you.           --- OF ---         I won't help you.
The cat will not eat.        --- OF ---         The cat won't eat.
His car will not start.      --- OF ---         His car won't start.

Slide 10 - Diapositive

Vragende zinnen
Bij vragen zet je 'will' voor het onderwerp.

Will he see us again?

Bij vragen met 'I' en 'we' gebruik je 'shall' in plaats van 'will'.

Shall we go on a date?

Slide 11 - Diapositive

Passive
1. John collects the money.
  • The money is collected by John.
2. Anna opened the window.
  • The window is opened by Anna.
3. The sheep ate a lot.
  • A lot was eaten by sheep

Slide 12 - Diapositive

 Passive

When to use the passive:

-Wanneer wij willen vertellen wat er is gebeurt

-Wie het doet is niet belangrijk


Someone broke our kitchen window. > active
Our kitchen window was broken. > passive



Slide 13 - Diapositive

The passive 

Het onderwerp van de zin ondergaat iets.

Het onderwerp voert de actie niet uit.

Daarom staat het onderwerp niet meer vooraan in de zin.


Example

Our kitchen window was broken by a burglar.

Slide 14 - Diapositive

Hoe maak je een passive zin?

1. Het lijdend voorwerp uit de actieve zin vooraan zetten.

(wordt dus onderwerp!)

2. vorm van 'to be' toevoegen.
am/are/is/was/were/have-has been
Kijk goed in welke werkwoordtijd de zin staat.

Altijd to be + voltooid deelwoord.



Slide 15 - Diapositive

Examples: Active sentence. 

1. A burglar stole the bag
2. She delivers the letters
3. He delivered the package
3. We found your keys under the table
Passive sentence

1. The bag was stolen
2. The letters are delivered
3. The package was delivered
4. The keys were found under the table

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Slide 18 - Lien