present simple

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welcome

Lesdoelen

• Je kent de regels van de Present Simple
• Je kunt met de present simple goede zinnen maken. 

Present Simple

De tegenwoordige tijd noem je in het Engels the present. Vandaag kijken we naar the present simple. 

Grammatica

• Grammatica = de regels van de taal.
• In het Nederlands: 
• Ik fiets
• Jij fietst
• Hij fietst
• Wij fietsen

Wanneer gebruik je de present simple?

• Bij feiten: 
• water boils at 100 degrees.
• I am a teacher.
• Bij gewoonten: 
• I always walk to school. 
• She swims every morning. 

Hoe vorm je de present simple?

• Je gebruikt het hele werkwoord zonder de To
• To swim:       swim
• To walk:         walk  
• To cycle:        cycle        

In welke tijd staat deze zin:
Ik loop naar school.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Toekomstige tijd.

Hoe maak je de present simple?

Persoonsvorm	Werkwoord	Rest van de zin.
I	swim	every morning
You	swim	every morning
He/she/it	swims	every morning
We	swim	every morning
They	swim	every morning

To swim

Hoe maak je de present simple?

Persoonsvorm	Werkwoord	Rest van de zin.
I	swim	every morning
You	swim	every morning
He/she/it	swim s	every morning
We	swim	every morning
They	swim	every morning

To swim

Let op!!!!!

Zet de zin in de present simple:
I ......... (to dream) every night.

Zet de zin in de present simple:
You ....... (to walk) to school every day.

Zet de zin in de present simple:
We ......... (to laugh) a lot at school.

Zet de zin in de present simple:
The dog ...... (to bark) at the mailman.

Zet in de present simple
My sister ..... (to swim) every morning.

Zet in de present simple:
My mother ...... (to cook) dinner every evening.

To do

I	do	my homework	in the evening
You	do	your homework	in the evening.
He/She/It	does	his/her/its homework	in the evening
We	do	our homework	in the evening
You	do	your homework	in the evening
They	do	their homework	in the evening

To do en To go

In de present simple voeg je bij he, she en it -es toe aan het werkwoord to do en to go:

You	go	to school	every day.
She	goes	to school	every day.

To go

I	go	to school	every day.
You	go	to school	every day.
He/She/It	goes	to school	every day.
We	go	to school	every day
You	go	to school	every day.
They	go	to school	every day.

To do en To go

Regel 2: 

In de present simple voeg je bij He, She en It-es toe aan het werkwoord to do en to go. 

I/you/we/they do           He/She/It: does

I/you/we/they go           He/She/It: goes

Welcome

Wat is de shitregel ook alweer?

She ........... (to do) her homework.

1. is doing
2. did
3. does
4. doet

Vertaal de zin in het Engels:
Hij gaat naar school.

Extra regels bij He, She en It. 

• Regel 3:
• Als een werkwoord eindigt op een S klank (-s, -x, -ch, -sh) dan voeg je bij he, she en it  -es toe achter het werkwoord: 
• Relax
• He relaxes on Sunday. 
• Discuss
• She discusses the test with her mother. 

Extra regels bij He, She en It

• Regel 4:
• Als een werkwoord eindigt op een Y, dan verandert deze bij he, she en it in ies: 
• I cry every morning
• He cries every morning
• I try to be cool
• She tries to be cool. 

Extra regels bij He, She en It

Maar let op!!!

• Regel 5: 
• Als er een klinker voor de Y staat, dan voeg je bij He, She en It alleen een S toe. 
• I buy my shoes in Amsterdam
• He buys his shoes in Amsterdam

Maak de opdrachten

Huiswerk

BK: Maak opdracht 32, 33 en 34, 35, 36 op blz. 60 t/m 63 van je werkboek. 

T/Havo: Maak opdracht 30, 31, 32 en 33 op blz. 60 t/m 62 van je werkboek.