Unit 3 - Money

MAVO 2 G/H
Welcome
boek op tafel
telefoon in je tasje
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

MAVO 2 G/H
Welcome
boek op tafel
telefoon in je tasje

Slide 1 - Diapositive

Proefwerk

Slide 2 - Diapositive

Today's program
Class discussion
Reading
Vocabnulary
Grammar: Tags
Grammar: My / mine / of mine

Slide 3 - Diapositive

Lesson objectives
Aan het einde van de les kunnen leerlingen: 
zinnen maken met het werkwoord 'to be going to'
zinnen maken met 'will'
korte antwoorden geven op vragen

Slide 4 - Diapositive

Money - p. 86

Name four ways in which you spend your money.

Slide 5 - Diapositive

Lezen - p.90
Winning the Lottery

beantwoord opdracht 3,4,5, & 6
p. 91 & 92
timer
15:00

Slide 6 - Diapositive

Grammar: Tags - p.92
Wat is een tag?
Een tag is een kort vraagje aan het einde van een zin: ..., is it? / ..., isn't it? / ..., can't you?
De spreker vraagt hiermee eigenlijk: 'Klopt dat?' of 'Ben je het met me eens?'
In het Nederlands zeg je vaak iets als: nietwaar? / hè? / toch? / vind je niet?

Slide 7 - Diapositive

Grammar: Tags
Hoe maak je een tag?

Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (–).
bv. you have done your homework. Haven't you?
Na een ontkennende zin (–) is de tag bevestigend (+).
bv. you didn't go to school yesterday. Did you?

Slide 8 - Diapositive

Grammar Tags
Opdracht 7 a & b
p. 93

Slide 9 - Diapositive

Grammar: My / mine / of mine

Slide 10 - Diapositive

Possessive Pronouns- bezittelijke voornaamwoorden

Je gebruikt bezittelijke voornaamwoorden om aan te geven van wie iets is.

Slide 11 - Diapositive

Possessive Pronouns- bezittelijke voornaamwoorden
Opdracht 9
p. 93

Slide 12 - Diapositive

Complete the following irregular verb
to be ----- was/were ---- ( )---- zijn

Slide 13 - Question ouverte

Complete the following irregular verb
To blow --- blew ---- ( ) ---- blasen

Slide 14 - Question ouverte

Complete the following irregular verb
To catch -- ( ) --- caught --- vangen

Slide 15 - Question ouverte

Complete the following irregular verb
To drive -- ( ) -- driven -- rijden

Slide 16 - Question ouverte

Complete the following irregular verb
To eat -- ( ) -- eaten -- ( )

Slide 17 - Question ouverte

Complete the following irregular verb
To run -- ( ) -- ( ) -- rennen

Slide 18 - Question ouverte

Complete the following irregular verb
To see -- saw -- ( ) --- zien

Slide 19 - Question ouverte

Complete the following irregular verb
To throw -- ( ) -- thrown -- ( )

Slide 20 - Question ouverte

Complete the following irregular verb
To hang -- hang -- ( ) -- ophangen

Slide 21 - Question ouverte

Complete the following irregular verb
To buy -- bought -- ( ) -- kopen

Slide 22 - Question ouverte

Complete the following irregular verb
To swim -- ( ) -- ( ) -- zwemmen

Slide 23 - Question ouverte

Complete the following irregular verb
To mean -- meant -- ( ) -- bedoelen

Slide 24 - Question ouverte

Grammar: To be going to - p. 94
Je gebruikt de tegenwoordige tijd van to be (am / are / is) + going to + hele werkwoordom aan te geven wat iemand van plan is of wat zeker zal gebeuren.

Slide 25 - Diapositive

Grammar: To be going to
Opdracht 9
p. 94

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

Grammar: Will + hele werkwoord
Je gebruikt de toekomende tijd 'will' als iets in de toekomst gaat gebeuren
  • I will travel to Germany next week.

Het gaat dan om simpele verwijzingen naar de toekomst of om iets wat spontaan besloten wordt zonder dat het is gepland of vastgelegd.
I will help you in a minute.

Slide 28 - Diapositive

Grammar: Will + hele werkwoord
Hoe gebruik je 'will'
je begruikt ; will + hele werkword
  • I will start tomorrow.
bij ontkennend zinnen gebruik;  will not + hele werkword
  • We will not start tomorrow. of we won't start tomorrow
bij vragen, begin de zin met 'will'
  • Will you / they start tomorrow?

Let op: in vraagzinnen waarin je iets aanbiedt of een voorstel doet, gebruik je altijd shall bijI en we.
  • Shall we start tomorrow?


Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Lien

Grammar: Short answers
In korte antwoorden herhaal je het hulpwerkwoord.
Dus bijvoorbeeld:
vormen van to be: am / are / is / am not / isn't / aren't / was / wasn't / were / weren't
vormen van to do: do / does / don't / doesn't / did / didn't
vormen van to have: have / has / hasn't / haven't / had / hadn't           will / won't
can / can't              could / couldn't


Slide 31 - Diapositive

Short answers

Opdracht 21
p. 103






Slide 32 - Diapositive

Vocab
Opdracht 32
p. 111

Slide 33 - Diapositive

Fill in the correct word
Opdracht 32

p.111

Slide 34 - Diapositive

Vocabulary/ Grammar
Opdracht 45, 46
p. 119
Opdracht 48, 49, 50
p. 120, 121

Slide 35 - Diapositive

Grammar
Opdracht 48, 49, 50
p. 120 - 121

Class activity

Slide 36 - Diapositive

Writing
Complete the sentences bellow

opdracht 52
p. 122

Slide 37 - Diapositive

Pronunciation
Opdracht 53
p. 123

Slide 38 - Diapositive

Self-test
Unit 3

Extra practice

Slide 39 - Diapositive

Grammar:
to be going to
will
short andswers

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive