3E - 15-9-2023 - Unit 1 - les 9

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Engels

Welcome 3E

Unit 1 - History

Lesson 9 - Grammar

- Check exercises 42 + 44 (pp.39-40)

- Grammar: Used to

- Grammar: Tags

- Grammar: Irregular verbs

- Practise

- Homework

Grammar: Used to

Used to = Vroeger deed ik...Maar nu niet meer...

Vroeger heb ik in Den Haag gewoond
I used to live in Den Haag

Regel: Used to + Hele werkwoord

Grammar: Used to

Hoe maak je deze vorm?

Used to + hele werkwoord

I used to be a student.

She used to have braces.
We used to play football.

Voor dingen die vroeger zo waren, maar nu niet meer.

Grammar: Used to

The form 'used to' is used with all subjects:

I used to live

He/she/it used to live

we used to live

you used to live

they used to live

Do you know people who used to do something?

I used to .........

My father used to .....

My neighbours used to ......

Our football team used to ....

Grammar: Tags

Nederlandse question tag = toch? 

Engelse question tag = herhalen van het hulpwerkwoord of hrt werkwoord "to do" toevoegen.

bijv.

They really like football, don't they?

Grammar: Tags

Hoe maak je een question tag? 

De regel: 

 

Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-) 

Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)

Grammar: Tags

Grammar: Tags

+ hoofdzin, - tag question

- hoofdzin, + tag question

persoonlijk vnw in 

tag-question

Give  them new seats.

Grammar: Tags

Werkwoorden

> "to be" in de zin: herhalen in tag.

> hulpww in de zin: herhalen in tag.

> anders gebruik vorm van "to do"

Kevin can't help you, can he?

Wat is een 'tag'?

1. Een kort vraagje aan het einde van een zin
2. Het onderwerp in een zin
3. Overbodige informatie uit een zin

Question Tags
Waarom gebruiken de Engelsen een Question Tag?

1. Daarmee stel je een vraag.
2. Om de vraag nogmaals kort te herhalen.
3. Om om bevestiging te vragen.

TAG QUESTIONS:
Als de zin bevestigend (+) is, dan is de tag question....

1. ook bevestigend (+)
2. ontkennend (-)

TAG QUESTIONS:
Als de zin ontkennend (-) is, dan is de tag question....

1. bevestigend (+)
2. ook ontkennend (-)

Een tag bestaat uit ...

1. werkwoord + persoonlijk voornaamwoord
2. hulpwerkwoord+ persoonlijk voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord + werkwoord
4. persoonlijk voornaamwoord + hulpwerkwoord

Kies de correcte tag:

He is your brother, ....

1. is he?
2. can't he?
3. isn't he?
4. doesn't he?

Kies de correcte tag:

We can't see anything, ...

1. can't we?
2. can we?
3. could we?
4. couldn't we?

Kies de correcte tag:

Fred is coming this afternoon,

1. can't he?
2. can he?
3. is he?
4. isn't he?

Kies de correcte tag:

They were late, ...

1. weren't they?
2. won't they?
3. were they?
4. don't they?

Kies de correcte tag.

Donald can speak English, ...

1. can't he?
2. can he?
3. could he?
4. couldn't he?

Kies de correcte tag.

Your brother is a teacher, ...

1. isn't he?
2. is he?
3. was he?
4. wasn't he?

Grammar: Irregular verbs

Wat is een irregular verb?

Een irregular verb is een werkwoord dat in de past simple en in de present perfect een andere vervoeging heeft dan 

hele ww + ed/d

bijv.: go   -   went   -   gone

Grammar: Irregular verbs

tijdsvorm	vaste spellingsregel
past simple (verl. tijd)	stam + -ed
	I walk ed to school.
past perfect (volt. teg. tijd)	have/has + stam + -ed
	She has work ed today.

irregular verbs moet je uit je hoofd kennen

Grammar: Irregular verbs

Waar vind je de irregular verbs?

In het checkbook van ieder hoofdstuk staat een selectie van de irregular verbs. Deze moet je voor het proefwerk uit je hoofd leren en kunnen toepassen.

Unit 1: page 157

Irregular verb forms:

verbieden

1. to forbid - forbid - forbid
2. to forbid - forbade - forbidden
3. to forbid - forbidded - forbidden
4. to forbade - forbade - forbade

Irregular verb forms:

begrijpen

1. to understood - understood - understand
2. to understand - understood - understand
3. to understand - understood - understood
4. to understand - understood - understand

Irregular verb forms:

graven

1. to dig - diged - duged
2. to dig- digged - dugged
3. to dug - dug - dug
4. to dig - dug - dug

Irregular verb forms
:
bouwen

1. to build - builded - builded
2. to built - build - build
3. to build - built - built
4. to builden - builded - builden

Irregular verbs forms:

teach - .....-......

1. tought - tought
2. thaught - thaught
3. taught - taught
4. teached - teached

Irregular verbs forms:

spend - .....-......

1. spended - spend
2. spent - spent
3. spend - spent
4. spent - spend

Irregular verbs forms:

..... - ..... - worn

1. wear - worn
2. worn - worn
3. wore - wear
4. wear - wore

Unit 1 - History

Make exercises 45, 46 & 47 (pp.40-41)

Unit 1 - History

Next class on Monday 18 September.

Homework: 

make: exercises 48 (p.42)

learn vocabulary 1.3  + 1.4 (p.160)

Bring your workbook A and your iPad.