Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte et 7 vidéos.
La durée de la leçon est: 70 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Slide 3 - Vidéo
Twee soorten socialisme
Centrale rol Karl Marx (Communistisch manifest) ˃
Marxisten wilden via socialistische revolutie kapitalisme omverwerpen
Bedrijven worden staatseigendom.
Dit leidt tot een splitsing in het socialisme (vraagstuk revolutie of niet).
Slide 4 - Diapositive
1: Reformisme
Gematigd: positie arbeiders verbeteren binnen bestaande maatschappij. Zonder revolutie!
Via hervormingen langs parlementaire weg.
Worden ook wel sociaaldemocraten genoemd.
Dit zijn hedendaagse socialisten.
Slide 5 - Diapositive
2: Communisme (extremistisch)
Communisme betekent gemeenschappelijk en universeel
Totale gelijkheid en klassenloosheid
Geen arbeiders en bourgeoisie (rijke burgerij) meer.
Dit wordt bereikt door een gewapende opstand (Revolutie van het proletariaat).
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Nationalisme: trouw aan eigen land en volk + het idee dat dit land en volk ook beter is dan anderen.
Modern imperialisme: West-Europese landen veroveren in de 19e eeuw koloniën in Afrika en Zuidoost-Azië om een wereldrijk op te bouwen.
Superioriteitsgevoel, white man's burden.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Slide 10 - Vidéo
Andere -ismes
Conservatisme: Traditie, afkeer voor innovatie en revolutie. Elk mens heeft andere ‘talenten’ en daarom een andere rol in de samenleving, gelijkheid voor iedereen = chaos.
Confessionalisme: vanuit (de christelijke) religie. Naastenliefde, waarden en normen nastreven van het Christendom.
Feminisme: belangen van de vrouw, streeft naar juridische gelijkheid tussen man en vrouw en vraagt aandacht voor belangrijke onderwerpen voor een vrouw, zoals huiselijk en seksueel geweld.