Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Je weet welke drie beroepssectoren er zijn.
Je kunt per beroepssector uitleggen wat dit inhoudt.
Je kunt uitleggen welke beroepssector in arme en rijke landen het grootst zijn.
Slide 2 - Diapositive
Alle beroepen op heel de wereld, kun je indelen in groepen.
1. Landbouw
2. Industrie (fabrieken)
3. Diensten
Slide 3 - Diapositive
Landbouw
(primaire sector)
Onder landbouw verstaan we verschillende dingen:
Tuinbouw: voor de productie van groenten en fruit
Akkerbouw: voor aardappelen, granen en maïs bijvoorbeeld
Veeteelt: voor zuivelproducten en vleesproductie
Bosbouw en visserij
Slide 4 - Diapositive
Industrie
(secundaire sector)
In de industrie worden producten gemaakt.
Denk aan kleding, computers, keukenspullen, maar ook auto's , bloempotten enzovoorts!
Veel spullen die wij in Nederland kopen, zijn hier helemaal niet gemaakt.
Slide 5 - Diapositive
Diensten
Hieronder verstaan we iedereen die en dienst levert voor een ander:
Kappers, winkelmedewerkers, vrachtwagenchauffeurs, docenten, call-centermedewerkers, artsen, verpleegkundigen: en ga zo maar door!
Slide 6 - Diapositive
Producten en diensten
Elke dag komen we deze beroepsgroepen tegen.
De kleding die je draagt,
De spullen in de keuken die je gebruikt,
De lessen die je krijgt, de kapper, je trainer, de supermarktmedewerkers:
Ieder werkt in één van de beroepsgroepen.
Slide 7 - Diapositive
Noem het beroep van iemand in jouw omgeving en zet erachter of dit beroep hoort bij landbouw, industrie en diensten. Voorbeeld: mijn beroep is docent, ik werk in de diensten.
Slide 8 - Question ouverte
Slide 9 - Vidéo
Verschil tussen arm en rijk:
In arme landen werken veel mensen in de landbouw: zij produceren vaak hun eigen voedsel. Dit noemen wij zelfvoorzienende landbouw. Boerenbedrijven in arme landen zijn dus vaak heel klein.
In rijke landen werken weinig mensen in de landbouw. Er zijn grote boerenbedrijven: commerciële landbouw.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Verschil tussen arm en rijk:
In arme landen werken veel mensen in de landbouw: zij produceren vaak hun eigen voedsel. Dit noemen wij zelfvoorzienende landbouw. Boerenbedrijven in arme landen zijn dus vaak heel klein.
In rijke landen kopen mensen hun voedsel vaak in de supermarkt of op de markt. Zij hoeven dus niet in de landbouw te werken. In rijke landen werken de meeste mensen in de dienstensector.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
timer
1:00
Slide 14 - Diapositive
Formele sector
Betaalt belasting
Informele sector
Zelf bedacht baantje
Slide 15 - Diapositive
Quiz!
Welke sector zie je?
Je krijgt steeds een foto te zien. Welke sector zie je hier?
In de dia daarna kun je het antwoord invullen.
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
De vorige foto valt onder: A. Landbouw (primaire sector) B. Industrie (secundaire sector) C. Diensten (tertiaire sector)
Slide 18 - Question ouverte
Slide 19 - Diapositive
De vorige foto valt onder: A. Landbouw (primaire sector) B. Industrie (secundaire sector) C. Diensten (tertiaire sector)
Slide 20 - Question ouverte
Slide 21 - Diapositive
De vorige foto valt onder: A. Landbouw (primaire sector) B. Industrie (secundaire sector) C. Diensten (tertiaire sector)
Slide 22 - Question ouverte
Slide 23 - Diapositive
De vorige foto valt onder: A. Landbouw (primaire sector) B. Industrie (secundaire sector) C. Diensten (tertiaire sector)
Slide 24 - Question ouverte
Slide 25 - Diapositive
De vorige foto valt onder: A. Landbouw (primaire sector) B. Industrie (secundaire sector) C. Diensten (tertiaire sector)