2.1 voedingsmiddelen

2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 1 - Diapositive

wat gaan we vandaag doen?
Lesopening: wisbordjes / woordweb
Lesdoelen: Voedingsmiddelen
Terugblik: wat hebben we gedaan?
instructie: voedingsmiddelen
begeleid oefenen: opdracht 1 en 2
zelfstandig werken: opdracht 4 t/m 7
reflectie: hoe is het gegaan?




Slide 2 - Diapositive

Wat weet je al over
voeding?
Schrijf op je wisbord!

Slide 3 - Carte mentale

Lesdoelen
  • Je weet wat een voedingsgewoonte is en kunt voorbeelden noemen waar een voedingsgewoonte mee te maken heeft
  • Je weet het verschil tussen plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen en kunt voorbeelden noemen
  • Je kunt de zes groepen voedingsstoffen benoemen
  • Je kunt twee functies benoemen van voedingsvezels

Slide 4 - Diapositive

Instructie

Slide 5 - Diapositive

2.1 Voedingsmiddelen/voedingsstoffen
Er zijn verschillende redenen om te eten:
- om in leven te blijven of omdat je honger hebt
- omdat het lekker is
- omdat het gezellig is

Slide 6 - Diapositive

2.1 Voedingsmiddelen
Wat je thuis eet, heeft te maken met je voedingsgewoonten.
Voedingsgewoonten = wat je gewend bent te eten en hoe je gewend bent te eten.

Voedingsgewoonten hebben te maken met:
- iemand religie (geloof)
- klimaat van het land waar je woont
- of je het belangrijk vindt om gezond te eten
- wat je lekker vindt


Slide 7 - Diapositive

Voedingsgewoonten:
(te maken met: cultuur, religie, klimaat, wat je lekker / belangrijk vindt)

Slide 8 - Diapositive

2.1 Voedingsmiddelen
Voedingsmiddelen =  alles wat je eet en drinkt (wat je in de supermarkt koopt)

Er bestaan verschillende soorten voedingsmiddelen:
- plantaardige voedingsmiddelen (groente, fruit, granen)
- dierlijke voedingsmiddelen (eieren, melk, vlees)

Slide 9 - Diapositive

Plantaardige-en dierlijke voedingsmiddelen
Plantaardige voedingsmiddelen
Dierlijke voedingsmiddelen
komen van planten
komen van dieren
Voorbeelden:
appel, brood
Voorbeelden:
Kaas, vlees

Slide 10 - Diapositive

plantaardig

Slide 11 - Diapositive

dierlijk                          

Slide 12 - Diapositive

2.1 Voedingsmiddelen
Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen.
Je lichaam heeft voedingsstoffen nodig.
  • voor energie
  • voor nieuwe cellen
  • om later te gebruiken (reserve)
  • om gezond te blijven

Slide 13 - Diapositive

2.1 Voedingsmiddelen
In elke cel van je lichaam vindt verbranding plaats. Voor verbranding zijn brandstoffen nodig. Brandstoffen geven je lichaam energie

Slide 14 - Diapositive

2.1 voedingsmiddelen
Veel cellen leven maar kort en gaan dan dood. Je lichaam vervangt deze cellen. Ook als je groeit, maak je nieuwe cellen aan. Voor nieuwe cellen zijn er bouwstoffen nodig.

Als een voedingsstof niet gelijk nodig heeft, dan slaat je lichaam dit op. Een opgeslagen stof noem je een reservestof.

Slide 15 - Diapositive

2.1 voedingsmiddelen


Om gezond te blijven, heb je beschermende stoffen nodig. Bij een tekort aan beschermende stoffen word je snel ziek.

Slide 16 - Diapositive

Begeleid oefenen
We maken samen opdracht 1 en 2 klassikaal

Slide 17 - Diapositive

Zelfstandig werken
2.1 Voedingsmiddelen  lees de tekst en maak de opdrachten

basis/intensief/plus: opdracht 4, 5, 6 en 7
compact: opdracht 4, 5 en 7

Klaar? Laat je werk zien! Daarna nakijken!

Slide 18 - Diapositive

Reflectie/huiswerk
hoe is het gegaan? zijn er vragen?

Basis/intensief: opdracht 1,2, 4 t/m 7
plus: opdracht, 1, 2, 4, 5 en 7

Slide 19 - Diapositive