Unit 2 - Extremes - Reading 1

mavo 2G/H
Welcome
telephone in your bag
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

mavo 2G/H
Welcome
telephone in your bag

Slide 1 - Diapositive

Today's program
Vocabulary
Grammar: Past continuous
Dictation
Listening


Slide 2 - Diapositive

Lesson objective
Aan het einde van de les kunnen leerlingen:
  • kunnen zinnen maken met de "past continuous"
  • hun luistervaardigheden verbeteren
  • hun schrijfvaardigheid verbeteren


Slide 3 - Diapositive

Reading
Extremes
p.46

Slide 4 - Diapositive

Reading
Find out
p.50, 51
Stil lezen

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Reading
City Life Guide
p.50
Exercise 2, 3, 5, 6

Slide 7 - Diapositive

Phrases
Exercise 48
p.40

Slide 8 - Diapositive

Grammar: Comparisons (vergelijkingen)
vergelijken doe je met bijwoorden (adverb) 
you will have to work harder

of bijvoeglijke (adjectives) naamwoorden.
It's the hottest day of the year




Slide 9 - Diapositive

Grammar: Comparisons (vergelijkingen)
maak de vergelijkende en overtreffende trap van de volgende woorden
big
fat
small

Slide 10 - Diapositive

Grammar: Comparisons (vergelijkingen)
Om de vergrotende trap (comparative) te maken zet je -er achter of more voor een vergelijken of bijvoeglijk naamwoord.
simple -------simpler        famous-----------most famous
Om de overtreffende trap (superlative) te maken zet je -est achter of most voor een vergelijken of bijvoeglijk naamwoord. 
shallow--------shallowest            terrible---------- most terrible
Er zijn ook uitzonderingen:

Slide 11 - Diapositive

Grammar: Comparisons (vergelijkingen)
bij de vergelijkende (comparative) komt het woord 'than' achter het bijwoord of bijvoeglijk naamwoord
quick --------------quicker (than)

de overtreffende (superlative) trap komt het woord 'the' voor het bijwoord of bijvoeglijk naamwoord
quick ----------------(the) quickestbij

Slide 12 - Diapositive

Er zijn ook uitzonderingen:

good---------- better (than)---------- (the) best

bad ----------worse (than)----------- (the) worst





Slide 13 - Diapositive

Practice
Exercise 7
p.53

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

Grammar: Much / Many p. 54
Much------ veel + niet-telbare zelfstandige naamwoorden
bv:      He didn't spend much time on his work.
           He ate much food yesterday
Many------veel + telbare zelfstandige naamwoorden
bv:      How many teenagers are going on this tour?
           How many students are in this class

Slide 16 - Diapositive

Grammar: Much / Many
Exercise 8: Janet's Blog

p.54

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

Slide 19 - Lien

Reading
Fake News

p.57

Slide 20 - Diapositive

Vocabulary
Exercise 13, 14, 15

p.58, 59

Slide 21 - Diapositive

Much / Many

Wanneer gebruik je "much of many?"

Slide 22 - Diapositive

Grammar: Past simple / verledentijd
Als iets in het verleden gebeurd is, gebruik je vaak de past simple.

Net als in het Nederlands zet je het werkwoord in de verleden tijd.

I ate bread yesterday
She went to the cinema last week

Slide 23 - Diapositive

Grammar: Past simple / verledentijd
Hoe maak je de verleden tijd?
Voor regelmatige werkwoorden, voeg -ed- toe aan het werkwoord
Play + ed = played
I played football yesterday

onregelmatige werkwoorden hebben eigen vormen
eat = ate
catch = cought

Slide 24 - Diapositive

Grammar: Past simple / verledentijd
Changing words to the past simple

Slide 25 - Diapositive

Grammar: Past simple / verledentijd
voor vragen, 
  • begin de zin met did
  • voeg geen ed toe aan het werkwoord
bv; did you play football yesterday?
  • voor ontkennend zinnen,  gebruik je did't voor het werkwoord en voeg je geen ed toe aan het werkwoord
bv; I didn't jump over the fence

Slide 26 - Diapositive

Grammar: Past simple / verledentijd
Opdracht 17, 18, 19, 20
p. 61,62
in Stilt Werken

Slide 27 - Diapositive

Luisteren
Opdracht 26 t/m 32
in stilt werken

Slide 28 - Diapositive

Grammar: Past continuous
Je gebruikt de past continuous als je zegt wat er op een bepaald moment in het verleden aan de gang was of wat je toen aan het doen was.
They were playing a game.

Slide 29 - Diapositive

Grammar: Past continuous
Hoe maak je de "past continuous?"
Je maakt de past continuous met de verleden tijd van to be 
(was / were) + werkwoord + -ing.
Let op! Soms verandert de spelling:
werkwoord eindigt in medeklinker + -e? - > medeklinker + -ing
werkwoord eindigt in korte klinker -> enkele medeklinker verdubbelen +-ing
werkwoord met meerdere lettergrepen en eindigt in l -> dubbel l +-ing

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien

Grammar: Past continuous
Opdracht 43 & 44
p. 77 & 78

Slide 32 - Diapositive

OPdracht 46
p.79

Slide 33 - Diapositive

Grammar: Pronunciation s or z?
p. 80

Slide 34 - Diapositive

Luisteren
Opdracht 26, 27, 28, 31, 32
p. 67, & 69

Slide 35 - Diapositive

Lesson summary
We make sentences with the Past continuous using (was / were) + ing

Dictation
Listening

Slide 36 - Diapositive