2.2 Met geld kun je meer

2.2 Met geld kun je meer
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 55 min

Éléments de cette leçon

2.2 Met geld kun je meer

Slide 1 - Diapositive

Terugblik les 2.1

Slide 2 - Diapositive

2.1 Kom je uit met je geld? 
Soorten inkomens:

  1. Loon of salaris (-> als je werkt)
  2. Winst (-> als je een eigen bedrijf hebt)
  3. Uitkering (-> als je arbeidsongeschikt of werkloos bent)
  4. Zakgeld ( ->krijg je meestal van je ouders )
inkomen:
geld dat je als persoon of als gezin ontvangt

Slide 3 - Diapositive

3 soorten uitgaven:
Waaraan geef je je geld uit???
Soorten uitgaven:
  • Huishoudelijke uitgaven
de alledaagse uitgaven voor je huishouden. (dagelijkse uitgaven)
  • vaste lasten
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

  • incidentele uitgaven
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat

Slide 4 - Diapositive

Begroting
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren
Zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten, want je wilt geen geld tekort komen.

Slide 5 - Diapositive

2.2 Waarom zou je sparen?
Deze les leer je:
  • Wat de functies van geld zijn
  • Welke redenen je kunt hebben om te sparen
  • Wat rente is

Slide 6 - Diapositive

Wat kun je eigenlijk allemaal met geld doen?

Slide 7 - Carte mentale

2.2 Waarom zou je sparen?
Geldfuncties (-> hoe je geld gebruikt)
  1. Ruilmiddel
  2. Spaarmiddel
  3. Rekenmiddel.
Ruilmiddel:
Je koopt er iets mee (ruilt het voor een product of dienst)
Spaarmiddel:
Je bewaart je geld om het later uit te geven
Rekenmiddel:
De waarde van iets wordt uitgedrukt in geld. 
Bijv.: "het shirt in de etalage kost €20"

Slide 8 - Diapositive

Wat is sparen eigenlijk?

Slide 9 - Carte mentale

2.2 Waarom zou je sparen?
Sparen:
  • het niet uitgeven van je geld, maar het bewaren voor later.

Slide 10 - Diapositive

Ik heb 867,89 euro op mijn spaarrekening. Ik krijg 0,75% rente. Hoeveel euro is dat?

Slide 11 - Question ouverte

Als jij spaart, waar doe je dat dan voor?

Slide 12 - Carte mentale

Ik heb 1896,76 euro op mijn bankrekening. Ik krijg 2,3% rente. Hoeveel euro is dit?

Slide 13 - Question ouverte

2.2 Waarom zou je sparen?
Redenen om te sparen (spaarmotieven):
  • Voor een doel (-> om over een tijdje een bepaald iets te kunnen kopen)
  • Uit voorzorg (-> zodat je geld hebt voor als je onverwacht iets moet betalen)
  • Voor de rente (-> je krijgt rente van de bank).

Slide 14 - Diapositive

Aan de slag!
Wat?  2.2 maken
Hoe? In duo's
Hoelang? Tot 5 minuten voor de les
Klaar? Beginnen aan 2.3 (we gaan er snel doorheen)

Toets mixweek: 2.1 t/m 2.4

Slide 15 - Diapositive