H3 bron G werkwoorden op IR + herhaling bron C

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Chapitre 3 

programme de la leçon

0- nakijken bron F

1 - uitleg leerdoel -

"de vervoeging van de werkwoorden op IR"

2- opdrachten maken 

----

3- quiz vragen

Regelmatige werkwoorden 

op -IR

welke werkwoorden op IR leer je in dit hoofdstuk?

schrijf deze lijst in je werkboek  opd 26 A

(zoek bij bron F)

Regelmatige werkwoorden 

op -IR

welke werkwoorden op IR leer je in dit hoofdstuk?  NL-F en F- NL 

choisir - kiezen

finir  - afmaken/eindigen

réfléchir - nadenken

rougir - blozen

remplir - invullen

réussir -slagen

grandir  - groeien

de tegenwoordige tijd - le présent

je choisis

tu choisis

il / elle / on choisit

nous choisissons

vous choisissez

ils choisissent 

uitgangen van tt 

Hele werkwoord finir - ir => stam : fin...   of   chois...

je    stam + is   =>  je finis

tu stam + is 

il elle on   stam + it 

LET OP ! 

nous   stam + issons   =>  nous finissons

vous  stam + issez =>     vous finissez

ils elles   stam + issent  => ils finissent 

de voltooid tt - passé composé

hulp werkwoord (avoir)

+ 

hele werkwoord - IR  = fin     of   chois

+ i

voorbeeld: j' ai fini    -    j'ai choisi

voltooid deelwoorden leren:  réfléchi (nagedacht) 

Faire 

exercice 25  

----

laatste 10 minuten

va chercher ton portable 

et fais le quiz! 

Il choisit

1. zij kiest
2. hij kiest

nous réfléchissons

1. men denkt na
2. wij denken na
3. jullie denken na
4. jij denkt na

tu grandis

1. hij groeit
2. zij groeit
3. jij groeit

Vous réussissez

1. Wij slagen
2. zij slagen
3. jullie slagen
4. u slaagt

ik maak af

1. tu finis
2. il finit
3. elle finit
4. je finis

zij kiezen

1. elle choisit
2. elles choisissent
3. il choisit
4. ils choisissent

Izabel vult in

1. Izabel rempli
2. Izabel remplit
3. Izabel remplis
4. Izabel remplie

Mes parents chois..........

1. choisissent
2. choisissez
3. choisissons
4. choisissaient

vous avez réfléchi

1. jullie hebben gekozen
2. jullie hebben nagedacht

Wij zijn gegroeid (let op hulpwerkwoord "avoir")

1. nous sommes grandi
2. nous avons grandi

Zij heeft het huiswerk af

wij kiezen
wij hebben gekozen

havo+ vwo vraag:
zij maakte af