Aarding in Elektrische Installaties

• Elektriciteit
• Secundair onderwijs

Aarding in Elektrische Installaties

Functie en belang van aarding

Aarding leidt stroom van defecte toestellen af om elektrocutie te voorkomen. Wettelijk verplicht volgens AREI.

Wat weet je al over aarding in elektrische installaties?

Onderscheid tussen aardingslussen en aardingspennen

Aardingslus voor nieuwe gebouwen, aardingspen voor oudere of gerenoveerde gebouwen.

Plaatsing en specificaties van aardingslussen en -pennen

Specifieke plaatsingen, secties en materialen vereist.

Het concept en belang van equipotentiaalverbindingen

Verbindt gelijktijdig aanraakbare metalen delen om potentiaalverschillen te voorkomen en veiligheid te waarborgen.

Secties van aardgeleiders en beschermingsgeleiders

Verschillende secties voor aardgeleiders en beschermingsgeleiders identificeren.

Stappen voor het aansluiten en uitmeten van aardingslus en plaatsen van aardingspen

Herken de stappen voor het aansluiten en uitmeten van een aardingslus en het plaatsen van een aardingspen.

Aarding

Aarding: Een beschermingsmaatregel die ervoor zorgt dat stroom van een defect elektrisch toestel wordt afgeleid naar de aarde om elektrocutie te voorkomen. Aardingslus: Een koperen geleider die rondom het gebouw in de grond wordt geplaatst voor gebouwen met funderingen dieper dan 60 cm. Aardingspen: Een metalen staaf die in de grond wordt gedreven om een bestaande woning te aarden, vooral gebruikt in oudere woningen of bij renovaties. Equipotentiaalverbinding: Een geleider die alle metalen delen die gelijktijdig aanraakbaar zijn verbindt om potentiaalverschillen te voorkomen en veiligheid te waarborgen. Beschermingsgeleider: Een geleider met een geel/groene kleur die niet als stroomvoerende geleider gebruikt wordt en dient ter bescherming tegen elektrische schokken. Aardingsonderbreker: Een scheidingsstrip die de elektrische aardinstallatie kan scheiden voor onderhoud of inspectie en bestaat uit verkoperd metaal.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.