Modals

Modals
Hulpwerkwoorden


1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Modals
Hulpwerkwoorden


Slide 1 - Diapositive

Wanneer gebruik je een modal (hulpwerkwoord)?

Slide 2 - Question ouverte

verschillende hulpwerkwoorden
- can, could,  be able to
- may en might
should
- must en have to
- will en would 


Slide 3 - Diapositive

can,could, be able to
can > iets is mogeljk of toegestaan

could > vt van can , iets kon of was mogelijk in het verleden

be able to > kun je vaak gebruiken in dezelfde gevallen als can 

Slide 4 - Diapositive

may en might
Je gebruikt may en might om aan te geven dat iets mogelijk is. In veel gevallen kun je zowel may als might gebruiken. Might geeft iets meer onzekerheid aan dan may. Bij een situatie die niet waar is, gebruik je altijd might. Je kunt may en might ook gebruiken als je iets wil vragen. Dit is formeler dan can of could.

Dus: If it wasn’t raining today, I might be happier. (Als het niet regende vandaag, zou ik blijer zijn.) 

Slide 5 - Diapositive

should
Should wordt gebruikt om advies of een mening te geven. Ook als iets anders is dan je had verwacht gebruik je should. Hieronder volgen een paar voorbeelden van hoe je should kunt gebruiken.

dus: You should go to bed now. (Je moet nu naar bed gaan).
I think he shouldn’t go there anymore. (Ik denk dat hij daar niet meer heen moet gaan.)

Slide 6 - Diapositive

must en have to
Je gebruikt must en have to als je iets moet doen. Must en have to worden vaak in dezelfde gevallen gebruikt, maar er zijn wel een paar kleine verschillen ertussen. Zo kun je must niet in de verleden tijd gebruiken en ook niet bij feiten.
 Bijvoorbeeld:

I had to work last night (en niet: I must work last night).
I have to travel to London on Sunday for my work. (en niet: I must travel to London on Sunday for my work.)

Slide 7 - Diapositive

Will en Would
Will gebruik je om aan te geven dat iets nog gaat gebeuren. Ook kun je will gebruiken als je een vraag stelt. Als je een belofte of een aanbod doet, gebruik je ook will.

Would gebruik je als je over een situatie nadenkt die niet echt is. (I would love to live there.) In zinnen met if gebruik je ook vaak will of would.

Slide 8 - Diapositive

oefenen
https://engelsklaslokaal.nl/oefenen-met-grammatica/hulpwerkwoorden/modaliteiten/


Slide 9 - Diapositive

Modals

Slide 10 - Carte mentale

Heb je nog vragen?

Slide 11 - Question ouverte