07-11

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Was machen wir Heute?

• Lernziele des Unterrichts;
• Hausaufgaben besprechen;
• Wörter üben;
• Lesefähigkeit;
• Hausaufgaben;

Lernziele des Unterrichts

Aan het einde van de les:

• Benoem je wanneer je der, die of das gebruikt;
• Benoem je de Nederlandse vertaling van de woorden: oft, kaufen, Ausweis, Theke, zwischen;

Hausaufgaben (opdr. 21/23) besprechen + opdr. 14 (blz. 76)

Vertaal het woord naar het Nederlands

Unterrichten

1. verschoven
2. onderwijzen, lesgeven

Vertaal het woord naar het Nederlands

See

1. meer
2. rivier
3. zee

Vertaal het woord naar het Nederlands

Erlebnis

1. ervaring
2. wedstrijd

Vertaal het woord naar het Nederlands

sogar

1. even
2. zelfs

Vertaal het woord naar het Nederlands

später

1. eerst
2. later

Vertaal het woord naar het Nederlands

oder

1. of
2. nooit

Vertaal het woord naar het Nederlands

bekommen

1. komen
2. krijgen

Lesefähigkeit -> die Schulkantine

Wat ga je doen? -> We lezen eerst klassikaal de tekst op blz. 93. Daarna maak je opdr. 42 en opdr. 43.

Hoe ga je dat doen? -> Je vertaalt de woorden bij opdr. 43 die in de tekst staan. Opdr. 42 maak je met behulp van de tekst. Onderstreep in de tekst waar je het antwoord hebt gevonden.

Verwerking -> Opdrachten bespreken we klassikaal. Moet deze les af -> zo niet, melden aan het einde van de les.

Klaar? -> Aan de slag met de leestekst op papier. Dit is huiswerk

Hausaufgaben

Was? --> Leestekst 'In der Schule'

Wo? --> Am deinem Arbietsblatt

Wann? --> Montag 14. November 

Was brauchst du? --> www.mijnwoordenboek.nl als woordenboek om (moeilijke) woorden te vertalen