Maandag 60 min. 3.2 Leestekens

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat staat er op de planning?

Slide 2 - Diapositive

Herhalen - de beste manier van leren

Slide 3 - Diapositive

Taalverzorging
3. 1 Hoofdletters 
3.2 Leestekens

Even oefenen....

Slide 4 - Diapositive

Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?

kun je me raad geven?

Slide 5 - Question ouverte

Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?

alvast bedankt! afzender: anita de vries.

Slide 6 - Question ouverte

Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?

s 'avonds werken we niet als het regent.

Slide 7 - Question ouverte

Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?

op het techniek college wordt heel wat vergaderd!

Slide 8 - Question ouverte

Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?

de lessen van meneer van 't slot zijn heel interessant.

Slide 9 - Question ouverte

Theorie leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 10 - Diapositive

Komma
  • Wanneer je twee zinnen samenvoegt, gebruik je een komma.
  • Tussen twee persoonsvormen plaats je een komma.
  • Voor verbindingswoorden zoals, maar, nadat, omdat, terwijl,  want: Ik heb honger, maar ik mag pas eten in de pauze.
  • Bij een opsomming plaats je komma's.

Slide 11 - Diapositive

Waar zou jij de komma's plaatsen?
Toen ik om zeven uur in de ochtend aankwam was er nog niemand aanwezig dus ik ben maar het magazijn gaan aanvegen en toen kwam mijn stagebegeleider hij zei wat ben jij vroeg zou je alvast de planning willen bekijken dat ben ik toen gaan doen.

Slide 12 - Diapositive

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
D
Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Slide 13 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ik haal morgen wel boodschappen en bloemen.
B
In mijn auto heb ik nog wel wat brood, drinken en fruit.
C
Hoe komt het dat je de toets zo slecht gemaakt hebt?
D
Hij gaat niet dus, moet zijn zusje het maar doen.

Slide 14 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ben je nog steeds zo moe?
B
Als je nu niet ophoudt, stuur ik je weg.
C
Hij moet rennen want, zijn bus komt eraan.
D
Neem je ook koffie, brood en melk mee?

Slide 15 - Quiz

Soms zorgt een komma voor betekenisverschil in een zin...

Slide 16 - Diapositive

Wat moet je bij deze mensen doen om binnen te komen?
A
Aanbellen
B
Aankloppen
C
Heel hard 'joehoe' schreeuwen
D
Geen van allen

Slide 17 - Quiz

Antwoord
Bel werkt niet, kloppen A.U.B.

Slide 18 - Diapositive

Wat vind je van het interpunctiegebruik in de tekst op dit bordje?
A
Hier is niks mis mee
B
Ik zou dit toch anders hebben gedaan

Slide 19 - Quiz

Antwoord
Beter zou zijn:
"Geen hondenpoep,
opruimen A.U.B."

> Het lijkt nu meer op een bevel om hondenpoep niet op te ruimen

Slide 20 - Diapositive

Straks de vraag:
Hoeveel komma's missen er in deze tekst?
timer
0:30

Slide 21 - Diapositive

Hoeveel komma's missen er in deze tekst?
A
Geen
B
3
C
5
D
6

Slide 22 - Quiz

Antwoord

Slide 23 - Diapositive

Verbeter de interpunctie van deze zin.

Slide 24 - Diapositive

Antwoord
Om ruimte te maken voor onze nieuwe
collectie, hebben wij diverse artikelen 
afgeprijsd. 

Slide 25 - Diapositive

Vuistregel 1: de opsomming
Zij schrijft artikelen, essays, romans, verhalen en columns.


Slide 26 - Diapositive

Vuistregel 2: na een aanhef
Geachte heer/mevrouw,

Geachte heer Wiersma,


Slide 27 - Diapositive

Vuistregel 3: tussen twee persoonsvormen

Wat zij gezegd heeft, is heel opmerkelijk.


Slide 28 - Diapositive

Vuistregel 4: voor voegwoorden
Hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien, terwijl etc. > meestal een komma

> Hij dacht er lang over na, aangezien hij veel tijd had. 

Slide 29 - Diapositive

Vuistregel 5: Voor/na een aanspreking
"Sanne, heb je het naar je zin hier?"

"Lukt dat deze week nog, papa?"

Slide 30 - Diapositive

Nu NL, 2e editie
Nu NL, 3e editie
Aan de slag!

Slide 31 - Diapositive

Samenvatting vuistregels
1. Een opsomming
2. Een bijstelling
3. na een aanhef
4. Voor en na een aanspreking
5. Tussen twee persoonsvormen
6. Voor voegwoorden

Slide 32 - Diapositive