Praesens (grammatica les 6)

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Maak de volgende vragen over de praesensvormen. Je mag hierbij gebruik maken van je leerboek (p. 19-20)

Verbind de uitgang met de juiste persoon

ev

mv

1e

1e

2e

2e

3e

3e

tis

mus

nt

o

t

s

Geef de vertaling van 'ludimus'

1. ik speel
2. jij speelt
3. wij spelen
4. zij spelen

Geef de vertaling van 'venis'

1. ik kom
2. jij komt
3. wij komen
4. jullie komen

Geef de vertaling van 'responde'

1. ik antwoord
2. hij antwoordt
3. wij antwoorden
4. antwoord!

Geef de vertaling van 'curant'

1. ik zorg
2. hij zorgt
3. wij zorgen
4. geen van deze antwoorden

Wat betekent 'curant' dan wel?

Geef de vertaling van 'dividis'

1. ik verdeel
2. jij verdeelt
3. wij verdelen
4. jullie verdelen

Geef de vertaling van 'legitis'

1. ik verzamel
2. jij verzamelt
3. wij verzamelen
4. jullie verzamelen

Geef de vertaling van 'dicite'

1. ik zeg
2. jullie zeggen
3. wij zeggen
4. geen van deze antwoorden

Wat betekent 'dicite' dan wel?

Geef de vertaling van 'sumus'

1. ik ben
2. wij zijn
3. jij bent
4. jullie zijn

Geef de vertaling van 'es'

1. ik ben
2. jij bent
3. wij zijn
4. geen van deze antwoorden

Geef de vertaling van 'este'

1. ik ben
2. jij bent
3. hij is
4. weest!

Verbind de vormen met de juiste betekenis

ev

mv

ik ben

wij zijn

jij bent

jullie zijn

hij/zij/het is

zij zijn

estis

sumus

sunt

sum

est

es

Geef de vertaling van 'potestis'

1. ik kan
2. jij kunt
3. wij kunnen
4. jullie kunnen

Geef de vertaling van 'potes'

1. ik kan
2. jij kunt
3. wij kunnen
4. geen van deze antwoorden

Geef de vertaling van 'possunt'

1. ik kan
2. wij kunnen
3. zij kunnen
4. geen van deze antwoorden

Verbind de vormen met de juiste betekenis

ev

mv

ik kan

wij kunnen

jij kunt

jullie kunnen

hij/zij/het kan

zij kunnen

potestis

possumus

possunt

possum

potest

potes

Zet de volgende werkwoordsvormen om van enkelvoud naar meervoud of meervoud naar enkelvoud. Verander hierbij niet de persoon. 

Dus: ik -> wij, wij -> ik, jij -> jullie, jullie -> jij, etc.

Om dit goed te doen, moet je eerst bepalen bij welke groep het werkwoord hoort.

Voorbeeld: iuvas -> iuvatis

floremus

dormis

appropinquo

cupiunt

claudimus

audetis

fugit

Ik snap hoe ik kan herkennen in welke persoon/getal een werkwoord staat (ik, jij, hij, wij, etc.)

😒🙁😐🙂😃

Ik snap hoe ik zelf een werkwoord kan vervoegen van ev naar mv of andersom

😒🙁😐🙂😃