Thema 1 en 2 - werkwoorden deel 2
1 / 35
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Maak een zin met het werkwoord
'kijken'
'kijken'
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Diapositive
Maak een zin met het werkwoord
'praten'
'praten'
Slide 19 - Question ouverte
Slide 20 - Diapositive
Maak een zin met het werkwoord
'liggen'
'liggen'
Slide 21 - Question ouverte
Slide 22 - Diapositive
Maak een zin met het werkwoord
'doen'
'doen'
Slide 23 - Question ouverte
Slide 24 - Diapositive
Maak een zin met het werkwoord
'zeggen'
'zeggen'
Slide 25 - Question ouverte
Slide 26 - Diapositive
Maak een zin met het werkwoord
'komen'
'komen'
Slide 27 - Question ouverte
Slide 28 - Diapositive
Maak een zin met het werkwoord
'zijn'
'zijn'
Slide 29 - Question ouverte
Slide 30 - Diapositive
Maak een zin met het werkwoord
'hebben'
'hebben'
Slide 31 - Question ouverte
Slide 32 - Diapositive
Maak een zin met het werkwoord
'horen'
'horen'
Slide 33 - Question ouverte
Slide 34 - Diapositive
Maak een zin met het werkwoord
'poetsen'
'poetsen'
