Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Wat is geen hormoonklier?
A
Baarmoeder
B
Eilandjes van Langerhans
C
Bijnieren
D
Hypofyse
Slide 23 - Quiz
Sleep de juiste namen achter de nummers
1 =
2 =
3 =
4 =
5 =
Schildkier
Hypofyse
Teelbal(len)
Eilandjes van Langerhans
Bijnieren
Slide 24 - Question de remorquage
Waarom werkt een hormoon alleen op één orgaan terwijl het overal in het bloed is?
A
Alleen bepaalde organen zijn gevoelig voor het hormoon.
B
Omdat hormonen meestal niet ver van de hormoonklier werken.
C
Omdat hormonen niet bij alle organen kunnen komen.
Slide 25 - Quiz
Nr. 2 (bij de keel) Hormoonklier
A
hypofyse
B
eierstok
C
bijnier
D
schildklier
Slide 26 - Quiz
Welke klier heeft een afvoerbuis?
A
Schildklier
B
Hypofyse
C
Eierstokken
D
Speekselklier
Slide 27 - Quiz
Welke klier kan een hormoonklier zijn?
A
klier 1
B
klier 2
C
geen van beiden
D
allebei
Slide 28 - Quiz
Wat is de overeenkomst tussen het zenuwstelsel en het hormoonstelsel?
A
Het zijn allebei systemen die iets regelen in het lichaam.
B
Ze kunnen allebei prikkels opwekken.
C
Ze zijn allebei net zo snel in het regelen van processen.
D
De werken allebei met elektronische impulsen.
Slide 29 - Quiz
Door welke klier wordt het groeihormoon geproduceerd?
A
Schildklier
B
Bijnieren
C
Alvleesklier
D
Hypofyse
Slide 30 - Quiz
Wat gebeurt er als iemand te veel schildklierhormoon produceert?
A
Iemand krijgt het snel koud.
B
Hij komt aan.
C
Hij valt erg af en wordt rusteloos
D
Iemand wordt snel moe en heeft het snelt te warm.
Slide 31 - Quiz
Wat doet het schildklierhormoon?
A
Stimuleert de verbranding in de cellen
B
Remt de verbranding in cellen
C
Regelt de werking van de hypofyse
D
Stimuleert de eilandjes van Langerhans tot aanmaak insuline
Slide 32 - Quiz
De werking van de schildklier wordt geregeld door een hormoon. Dat hormoon wordt door een hormoonklier bij de hersenen gemaakt. Geef de naam van deze hormoonklier bij de hersenen.
Slide 33 - Question ouverte
Als iemand schrikt, gaat zijn hart sneller kloppen. Door welk hormoon wordt deze reactie veroorzaakt?
A
Adrenaline
B
Glucagon
C
Insuline
D
Schildklierhormoon
Slide 34 - Quiz
Wat wordt er in de eilandjes van Langerhans aangemaakt als je een te hoge suikerspiegel hebt?
A
Glucose
B
Insuline
C
Glycogeen
D
Glucagon
Slide 35 - Quiz
Wat geeft de letter S aan?
Slide 36 - Question ouverte
Welk hormoon wordt bij een suikerziektepatiënt onvoldoende geproduceerd?
A
Adrenaline
B
Glucagon
C
Insuline
D
Schildklierhormoon
Slide 37 - Quiz
In de afbeelding hiernaast is de bloedsuikerspiegel van een mens in zes perioden weergegeven.
In welke perioden wordt het verloop van de grafiek veroorzaakt door de productie van insuline?
A
Periode 1 en 6
B
Periode 3 en 5
C
Periode 2 en 4
Slide 38 - Quiz
Tijdens het spelen van spannende computergames ontstaat een hormoon. Dit hormoon zorgt ervoor dat je hartslag stijgt en dat je ademhaling versnelt. Ook worden je pupillen groter en krijgt je zweethanden. Het hormoon zet je op scherp: je bent klaar voor actie.
Hoe heet dit hormoon en waar wordt het geproduceerd?
A
adrenaline; het wordt gemaakt in de bijnieren
B
adrenaline; het wordt gemaakt in de hypofyse
C
insuline; het wordt gemaakt in de bijnieren
D
insuline; het wordt gemaakt in de eilandjes van Langerhans
Slide 39 - Quiz
Het verschil tussen een bewuste reactie en een reflex is ... ?
A
Bij een reflex is het ruggenmerg niet belangrijk
B
Bij een reflex zijn de zenuwen dikker
C
Bij een reflex gaat de impuls sneller dan bij een bewuste reactie
D
Bij een reflex gaan impulsen niet eerst naar de hersenen
Slide 40 - Quiz
Zie je hier een bewuste reactie of een reflex?
A
bewuste reactie
B
reflex
Slide 41 - Quiz
Bekijk de afbeelding Is dit een bewuste reactie of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex
Slide 42 - Quiz
Je krijgt stof in je oog en begint te knipperen met je oogleden
A
Reflex
B
Bewuste reactie
Slide 43 - Quiz
Zorgt voor impulsgeleiding
Beschermd zenuwen in de rug
Geleid impulsen naar centraal zenuwstelsel
Onbewuste reactie op prikkel
Uitstulping van een zenuwcel
Geleid impulsen naar spier
Bundels van zenuwen in de rug
Reflex
Zenuwen
Uitloper
Gevoelszenuwcel
Bewegingszenuwcel
Ruggenmerg
Wervelkolom
Slide 44 - Question de remorquage
Iemand roept je naam op het schoolplein en je roept vervolgens zijn naam.
A
Reflex
B
Bewuste reactie
Slide 45 - Quiz
Hoe verloopt de weg van een reflexboog?
A
Zintuigcellen-Gevoelszenuwcellen-Schakelcellen in de hersenen-Bewegingszenuwcellen-Spier
B
Zintuigcellen-Gevoelszenuwcellen - Schakelcellen in ruggenmerg/stam
Bewegingszenuwcellen-Spier
Wat is het voordeel van de snelle reactie van een reflex?
A
Bescherming van het lichaam tegen onverwachte beschadiging
B
Ter waarschuwing voor de hersenen
C
Handhaven van een bepaalde houding van het lichaam
Slide 47 - Quiz
Een reflexboog is de weg die de impulsen afleggen vanaf de prikkeling door zintuigen tot aan de plek van handelen door de spieren. Bij de pupilreflex reageren je ogen op de hoeveelheid licht dat in het oog komt. Welke weg volgen de impulsen bij de pupilreflex?
A
zintuigcellen in het oog – gevoelszenuw van het oog – hersenstam – bewegingszenuw van het oog – spieren in de iris
B
zintuigcellen in het oog – gevoelszenuw van het oog – hersenstam – schakelcellen – grote hersenen – schakelcellen - ruggenmerg – spieren in de iris
C
zintuigcellen in het oog – bewegingszenuw van het oog – ruggenmerg – schakelcellen – grote hersenen – schakelcellen – ruggenmerg – spieren in de iris
D
zintuigcellen in het oog – gemengde oogzenuwen – hersenstam – schakelcellen – grote hersenen – gemengde oogzenuwen van het oog – spieren in de iris
Slide 48 - Quiz
Abdul loopt graag op blote voeten buiten. Op een ochtend trapt hij in een stukje glas. In een reflex trekt hij zijn voet weg. Hij voelt de pijn. Zet de zinnen op de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
7
De bewegingszenuwcellen geleiden impulsen naar de spieren.
De impulsen gaan over op schakelcellen.
De impulsen gaan over van de schakelcellen naar de bewegingszenuwcellen.
De impulsen gaan via gevoelszenuwcellen naar het ruggenmerg.
De spieren trekken samen en de voet gaat omhoog
Er gaan impulsen naar de hersenen waardoor bewustwording optreedt.
Het stappen in het glas veroorzaakt impulsen in zintuigcellen in de voet.