Kapitel 5 - Wiederholung

Kapitel 5
Wiederholung
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Kapitel 5
Wiederholung

Slide 1 - Diapositive

der die of das?
Wiederholung Kapitel 3

Slide 2 - Diapositive

Freundin
A
der
B
die
C
das

Slide 3 - Quiz

Oma
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quiz

Kind
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quiz

Mann
A
der
B
die
C
das

Slide 6 - Quiz

herhaling: der, die, das und die

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Diapositive

ein/eine of kein/keine?

Slide 10 - Diapositive

Vincent ist ein / eine Kind.
A
ein
B
eine

Slide 11 - Quiz

Losser ist ein / eine Dorf
A
ein
B
eine

Slide 12 - Quiz

Jan und Max sind kein / keine Freunde.
A
kein
B
keine

Slide 13 - Quiz

Mein Opa hat kein/keine Haare mehr.
A
kein
B
keine

Slide 14 - Quiz

Pilot
A
der / ein
B
das / ein
C
die / eine

Slide 15 - Quiz

Brötchen
A
der / ein
B
das / ein
C
die / eine

Slide 16 - Quiz

Giraffe
A
der / ein
B
das / ein
C
die / eine

Slide 17 - Quiz

Menschen
A
der / ein
B
die / -
C
die / eine
D
das / ein

Slide 18 - Quiz

..... Sängerin ist berühmt.
A
Ein (m)
B
Ein (o)
C
Eine
D
-

Slide 19 - Quiz

Ich trage .... Kontaktlinsen.
A
eine
B
-
C
ein (m)
D
ein (o)

Slide 20 - Quiz

Julia ist ... Freundin von Petra.
A
keine (ev)
B
ein (o)
C
ein (m)
D
keine (mv)

Slide 21 - Quiz

Er ist ... Freund von mir.
A
-
B
eine
C
ein (m)
D
ein (o)

Slide 22 - Quiz

woordenschat Kapitel 5
Schrijf bij de volgende vraag zoveel mogelijke Duits woorden op van wat je op het plaatje ziet!

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Welke producten zag je op tafel staan?
Antwoord in het Duits

Slide 25 - Question ouverte

Het bezittelijk voornaamwoord
mijn - mein                 ons/onze - unser
jouw - dein                  jullie - euer
zijn - sein                     hun - ihr
haar - ihr                       uw - Ihr
Als er een vrouwelijk of meervoudwoord achter staat komt er een E achter het woord

Slide 26 - Diapositive

combineer de juiste vertalingen
mein
dein
sein
Ihr
euer
mijn
jouw
zijn
uw
jullie

Slide 27 - Question de remorquage

(zijn) Ist das ... Salat?
A
sein
B
seine

Slide 28 - Quiz

(haar) Ist das ... Brot?
A
ihr
B
ihre

Slide 29 - Quiz

(jullie) Ist das ... Suppe?
A
euer
B
eure

Slide 30 - Quiz

(ons) Ist das ... Cola?
A
unser
B
unsere

Slide 31 - Quiz

(uw) Ist das ... Brötchen?
A
Ihr
B
Ihre

Slide 32 - Quiz

het regelmatige werkwoorden

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Vertaal en vervoeg: ik (spielen)

Slide 35 - Question ouverte

Vertaal en vervoeg: jij (heißen)

Slide 36 - Question ouverte

Vertaal en vervoeg: jullie (wünschen)

Slide 37 - Question ouverte

Vertaal en vervoeg: wij (wohnen)

Slide 38 - Question ouverte

Vertaal en vervoeg: u (kaufen)

Slide 39 - Question ouverte

We zijn bijna klaar!
Heb je nog een vraag over de stof van het proefwerk vul die dan hier in

Slide 40 - Question ouverte

Ik ga een goed cijfer voor mijn toets halen!
A
jazeker!
B
Ik denk van wel.
C
Ik denk van niet.
D
Nee, help!!!

Slide 41 - Quiz