Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Nederlands
Slide 1 - Diapositive
Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.
timer
1:30
Slide 2 - Diapositive
Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.
timer
10:00
Slide 3 - Diapositive
Planning
Uitleg lezen
Uitleg hoe je het onderwerp kan vinden.
Uitleg wat een hoofdgedachte is en hoe je die kan vinden.
Doel
Je weet wat oriënterend lezen is.
Je leert hoe je het onderwerp in teksten/beeldfragmenten vindt.
Je leert wat een hoofdgedachte is en hoe je die kan vinden.
Slide 4 - Diapositive
Onderwerp en hoofdgedachte
Slide 5 - Diapositive
Wat is een onderwerp?
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt het onderwerp in één of een paar woorden zeggen, bijvoorbeeld haaien of hippe games.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Hoe vind je het onderwerp?
Door oriënterend te lezen kom je al snel achter het onderwerp:
Zo lees je oriënterend:
Bekijk de tekst.
Lees de titel.
Kijk naar de afbeeldingen bij de tekst.
Lees de titels die boven tekstgedeeltes staan. Die titels noem je tussenkopjes.
Kijk of woorden anders gedrukt zijn, bijvoorbeeld vet, schuin, GROOT of gekleurd.
Let op woorden die vaker gebruikt worden.
Slide 8 - Diapositive
Hoofdgedachte
De hoofdgedachte van een tekst is het antwoord op de vraag
WAT IS HET BELANGRIJKSTE DAT DE SCHRIJVER OVER HET ONDERWERP ZEGT?
Je geeft antwoord in 1 zin.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Wat is het onderwerp van dit filmpje?
Slide 11 - Carte mentale
Wat is de hoofdgedachte van dit filmpje?
Slide 12 - Carte mentale
Slide 13 - Vidéo
Wat is het onderwerp van deze reclame?
Slide 14 - Carte mentale
Wat is de hoofgedachte?
A
cheddar, seriously strong
B
eind goed, al goed
C
een muis doodt je niet met een val
D
kaas, daar word je sterk van...
Slide 15 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.
Slide 16 - Quiz
Onderwerp en hoofdgedachte: Wat kan géén hoofdgedachte zijn?
A
Jongetje stoot beeld van 4.000 euro om en moet betalen
B
Honden troosten kinderen na aanslag in VS
C
Doden door stortbuien in China
D
Kangoeroe huppelt door weiland op Texel
Slide 17 - Quiz
Doelen deze les
Volgende les
Afsluiting
Zijn er nog vragen?
Controleer of je huiswerk hebt
Slide 18 - Diapositive
Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.
timer
1:30
Slide 19 - Diapositive
Planning
10 minuten huiswerk nakijken
15 Trainen op onderwerp
5 minuten uitleg hoofdgedacht
15 minuten huiswerk maken
5 minuten afsluiting
Doel
Je weet hoe je een hoofdgedachte moet formuleren.
Je weet hoe je een hoofdgedachte kan vinden.
Slide 20 - Diapositive
Lijkt op het onderwerp maar is niet hetzelfde!!
Slide 21 - Diapositive
Hoofdgedachte:
In een zin opschrijven wat de schrijver over het onderwerp zegt
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Vidéo
De hoofdgedachte.
De hoofdgedachte van de hele tekst is het belangrijkste wat er over het onderwerp gezegd wordt.