Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Negative questions
Negatieve vragen
theme 2
Slide 1 - Diapositive
Doel
Het kunnen toepassen van negatieve vragen.
Wat is een ontkennende vraag?
Slide 2 - Diapositive
Gebruik
Ontkennende vragen gebruik je om: - te vragen om bevestiging. - ergernis of ongeloof uit te drukken.
Slide 3 - Diapositive
Hoe te gebruiken
- Als een zin een vorm van to be heeft (am, are, is, was, were) of have got/has got of een ander hulpwerkwoord > zet dit werkwoord vooraan + not
Can't he help me with his homework? Isn't it his dream to become a famous actor?
Slide 4 - Diapositive
Hoe te gebruiken
Staan er andere werkwoorden in zin > don't/ doesn't gebruiken bij ontkennende vragen in de tegenwoordige tijd. > didn't bij vragen in de verleden tijd.
Daarna volgt het onderwerp en het hele werkwoord.
Slide 5 - Diapositive
Hoe te gebruiken
Doesn't Sam know this is a bad idea? Didn't you visit the Grand Canyon? Don't they have tickets for Disneyland?
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Are you happy you told me the truth?
Slide 8 - Question ouverte
Sam knows this is a bad idea.
Slide 9 - Question ouverte
They have tickets for Disneyland.
Slide 10 - Question ouverte
We have got a free period tomorrow.
Slide 11 - Question ouverte
I bought a new tv last week.
Slide 12 - Question ouverte
She went to Spain last year.
Slide 13 - Question ouverte
Go.......of the building and turn left.
A
straight
B
out
C
under
D
past
Slide 14 - Quiz
At the end......the street turn right.
A
at
B
on
C
of
D
along
Slide 15 - Quiz
Go.......ahead until you come to a patrol station.
A
under
B
across
C
past
D
straight
Slide 16 - Quiz
Turn left..........America Avenue.
A
on
B
at
C
in
D
past
Slide 17 - Quiz
next, take the third turning...........your right.
A
on
B
after
C
at
D
over
Slide 18 - Quiz
Modals : must, have (got, should)
Should/ shouldn't : advies geven, of iets afraden
Must : je vindt dat iets moet/niet moet. ( sterker)