Tussentijdse kennis communicatie

Wat was jouw mooiste moment op de Olympische Spelen?
1 / 20
suivant
Slide 1: Question ouverte
CommunicatieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Wat was jouw mooiste moment op de Olympische Spelen?

Slide 1 - Question ouverte

Wat is communicatie?
A
om een boodschap
B
een andere zender op de televisie zetten
C
communiceren met lichaamstaal
D
SBAA lesgeven

Slide 2 - Quiz

Wat is communiceren?
A
dialoog aangaan
B
studenten uithoren bevragen
C
onbewust-observeren
D
Verbaal /non verbaal

Slide 3 - Quiz

Hoe communiceer ik op mijn BPV

Slide 4 - Question ouverte

Welke 2 plaatjes zijn geen non verbale communicatie?

Slide 5 - Question de remorquage

Zet de luister niveau's van mate van betrokkenheid in juiste volgorde:
niet luisteren
actief luisteren
oppervlakkig luisteren
inhoudelijk luisteren

Slide 6 - Question de remorquage

Wat betekenen de begrippen uit het schema hiernaast? Zender, boodschap en ontvanger?

Slide 7 - Question ouverte

Welke vorm van communiceren is dit?

Slide 8 - Question ouverte

Wat betekent dit plaatje?
A
ik wil je wat vertellen..
B
ruis
C
miscommunicatie
D
tweezijdige communicatie

Slide 9 - Quiz

Wat bedoelen ze met decoderen van de boodschap?
A
ontvangen van de boodschap
B
ontcijferen van de boodschap
C
relatie tussen zender en ontvanger
D
stem je taal gebruik af op de ontvanger

Slide 10 - Quiz

Een factor waardoor de communicatie vervormd of verstoord kan worden noemen we?
A
dialoog
B
proces van coderen
C
terugkoppeling
D
ruis

Slide 11 - Quiz

Wat is observeren?
A
moeilijk
B
informatie verzamelen
C
communiceren
D
doel bepalen

Slide 12 - Quiz

Waar moet een goede
observatie aan voldoen?

Slide 13 - Carte mentale

Slide 14 - Diapositive

Wat is het verschil tussen observeren en interpreteren?
A
zo goed mogelijk registreren van feiten,
B
subjectieve beoordeling
C
een gevoel
D
waarnemeingsfouten

Slide 15 - Quiz

Geef een omschrijving van de begrippen betrouwbaarheid?
A
in jezelf geloven
B
waarden en normen
C
trouw
D
herhalend hetzelfde resultaat geeft

Slide 16 - Quiz

Geef een omschrijving van de begrippen validiteit?
A
objectief te blijven
B
een weegschaal
C
daadwerkelijk meet wat je beoogt te meten
D
coopertest

Slide 17 - Quiz

Met welke verschillende factoren heeft selectief waarnemen te maken?
A
vooroordelen
B
interesses
C
emoties, behoeften
D
ervaringen.

Slide 18 - Quiz

Subjectief waarnemen wil zeggen dat jij niet je eigen mening mee laat wegen in dat wat je ziet.
0100

Slide 19 - Sondage

Waarnemen doe je niet alleen door te kijken maar ook door....
A
les te geven
B
horen
C
observatie methoden
D
faalangst te meten

Slide 20 - Quiz