Herhaling bijvoeglijk naamwoord

Doelen van de les: 
- Ik oefen de bijvoeglijke naamwoorden.


1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Doelen van de les: 
- Ik oefen de bijvoeglijke naamwoorden.


Slide 1 - Diapositive

1 Il y a deux _____________ garçons _____________ dans la classe.        -->  

2 Vous arrivez dans une _____________ zone _____________ .                -->             

3 J'ai reçu un _____________ cadeau _____________ de ma copine.     -->  

4 Ce sont des pulls pour de _____________ hommes ____________.  -->  

5 Tu préfères les _____________ robes _____________?                             -->  

6 Fabienne est une _____________ fille _____________.                            -->  

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord : Voor of achter? Sleep het woord achter de zin naar de goed plek.
nouveaux
dangereuse
joli
vieux
bleues
jeune

Slide 2 - Question de remorquage

Waar past het bijvoeglijk naamwoord zich aan ?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Quiz

Bijzondere vormen
Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een bijzondere vorm in de vrouwelijke vorm.
Beau ==> belle
Nouveau ==> nouvelle
Deze complete lijst vind je terug in je boek.

Slide 4 - Diapositive

Sleep de bijvoeglijke naamwoorden naar het juiste vak
mannelijk
vrouwelijk
blanc
blanche
bon
bonne
vieux
vieille
beau
belle

Slide 5 - Question de remorquage

Hoe maak je het meervoud van de bijzondere bijvoeglijke naamwoorden denk je?

Slide 6 - Carte mentale

Wat is hier de juiste vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord: blanc?
A
Elle porte les blanches chaussures.
B
Elle porte les chaussures blanches.
C
Elle porte les chaussures blanche.
D
Elle porte les chaussures blancs.

Slide 7 - Quiz

Wat is hier de juiste vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord: nouveau?
A
Elle porte de nouvelles chaussures.
B
Elle porte des chaussures nouveaux.
C
Elle porte les chaussures nouvelles.
D
Elle porte des chaussures nouveau.

Slide 8 - Quiz

Sleep de bijvoeglijke naamwoorden naar het juiste vakje. 
vieille
belles
bonne
nouveaux
bons
beaux
vieux
nouveau
bon
beau
blanches
longues
belle

Slide 9 - Question de remorquage

Mannelijk - Vrouwelijk


Let op!
man. woord in enk. begint met een klinker of stomme h? gebruik: nouvel, bel en vieil

mon nouvel ami 
un bel example
 un vieil homme
fou
folle
beau
belle
vieux
vieille
bon
bonne
gros
grosse
long
longue
blanc
blanche
nouveau
nouvelle

Slide 10 - Diapositive

Ma grand-mère est une ____ dame. (oude)

vieux - vieil - vieille - vieux - vieilles
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieux

Slide 11 - Quiz