Les 3 Diabetes mellitus vragen toets

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

leerdoelen
  • je kan uitleggen wat DM (diabetes mellitus) is 
  • je kent de oorzaken van DM I en DM II
  • Je kan de begrippen hypoglycaemie en hyperglycaemie verklaren 
  • je kent de verschijnselen hiervan
  • Je kan uitleggen wat insuline doet in het lichaam
  • je kent de relatie tussen voeding en DM

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Wat is Diabetes mellitus?
Het lichaam kan de bloedsuiker niet meer in evenwicht houden
Glucose (bloedsuiker) is langdurig verhoogd, blijft in het bloed 

Bij een gezond persoon: 


maaltijd
nuttigen, glucose stijgt

alvleesklier produceert insuline
insuline zorgt voor opname glucose in lichaams-cellen

glucose daalt 

Slide 4 - Diapositive

Welke soorten diabetes kennen jullie?

Slide 5 - Carte mentale

Soorten diabetes 
  • Diabetes type 1
  • Diabetes type 2

  • Zwangerschapsdiabetes

Slide 6 - Diapositive

Diabetes mellitus type 1
  • 'insuline- afhankelijke diabetes mellitus'
  • Lichaam is gestopt met aanmaak insuline 
  • Lichaam 'vergist' zich en valt eigen lichaamscellen aan 

Slide 7 - Diapositive

Ontstaan van diabetes mellitus 
type 2:

  • Meest voorkomende vorm 
  • Verloop geleidelijk
  • Insuline resistent
  • Lichaam maakt nog wel insuline aan maar het is minder werkzaam
  • Er is meer insuline nodig 




Diabetes type 2 heette vroeger  ook wel ouderdomsdiabetes. Maar nu krijgen  ook jonge mensen diabetes type 2. Dit door een verkeerde leefstijl

Slide 8 - Diapositive

Complicaties 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Behandeling diabetes mellitus type 2

Standaard stappenplan. 
Nog niet meteen nodig om insuline toe te dienen.
Standaard stappenplan
  1. Leefstijl- en voedingsadviezen
  2. bloedglucose verlagende tabletten
  3. Combinatie verschillende tabletten
  4. Gebruik van insuline naast tabletten 

Slide 11 - Diapositive

Freestyle libre
  • Sensor 
  • Reader of smartphone
  •  Geen vingerprikken meer

Slide 12 - Diapositive

Bloedglucose 
Hyperglykemie: >11 mmol/l
Hypoglykemie:  <4 mmol/l
 * Dit is ook persoonlijk

Slide 13 - Diapositive

Wat te doen?
Hyperglykemie:
  • Lichaam wil zelf het teveel aan suiker kwijtraken door te plassen
  • Veel drinken (zonder suiker)
  • Beweging
  • Insuline



Als klachten verergeren altijd meteen 112 bellen!
Hypoglykemie:
  • Suiker in vorm van glucosetabletten 
  •  Suikerhoudende limonade 
  • Langwerkende suikers
  • Glucagon neuspoeder of injectie


Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Vitale functies 
huiswerk test 

Slide 16 - Diapositive

een normale hartslag is .... tot ..... slagen per minuut
A
50 - 70
B
60 - 80
C
60 - 100

Slide 17 - Quiz

de linkerkamer pompt bloed naar
A
de longader
B
de longslagader
C
de aorta
D
de bovenste holle ader

Slide 18 - Quiz

de rechterboezem ontvangt zuurstofarm bloed
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

verwardheid kan een symptoom van een TIA zijn
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

bij 37, 9 spreken we van:
A
een normale temperatuur
B
koorts
C
verhoging

Slide 21 - Quiz

bij temperatuur opmeten in het oor:
A
tel je er 0,3 graden bij op
B
tel je er 0,5 graden bij op
C
kan je de temperatuur op de display aanhouden

Slide 22 - Quiz

De AVPU zet je in bij:
A
vermoeden van een hoog bloedsuiker
B
bewustzijnsproblemen
C
slaapproblemen
D
hoge bloeddruk

Slide 23 - Quiz

TEK staat voor
A
steunkousen
B
therapeutisch elastische kous
C
tijdelijk elastische kous

Slide 24 - Quiz

vragen m.b.t. ziektebeelden

Slide 25 - Diapositive

bij een bloedsuiker van 6 spreek je van een
A
hyperglycaemie
B
hypoglycaemie
C
dit is een prima bloedsuiker

Slide 26 - Quiz

rusttremor past bij
A
Diabetes mellitus
B
de ziekte van Parkinson
C
hartfalen

Slide 27 - Quiz

insuline zorgt ervoor dat :
A
glucose in het bloed de cellen in kan gaan
B
het glucosegehalte van het bloed hoger wordt
C
de bloeddruk verlaagd

Slide 28 - Quiz

vaak plassen is een teken van een hyperglycaemie
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz