Oefentoets 8.1 en 8.2


Welke functie hoort bij welk orgaanstelsel?
a. Welk orgaanstelsel vervoert stoffen zoals voedingsstoffen, zuurstof en koolstofdioxide?
b. Welk orgaanstelsel laat je organen (samen)werken?  
R, 1p
A
a. ademhalingsstelsel b. bloedvatenstelsel
B
a. ademhalingsstelsel b. zenuwstelsel
C
a. bloedvatenstelsel b. zenuwstelsel
D
a. uitscheidingsstelsel b. zenuwstelsel
1 / 17
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon


Welke functie hoort bij welk orgaanstelsel?
a. Welk orgaanstelsel vervoert stoffen zoals voedingsstoffen, zuurstof en koolstofdioxide?
b. Welk orgaanstelsel laat je organen (samen)werken?  
R, 1p
A
a. ademhalingsstelsel b. bloedvatenstelsel
B
a. ademhalingsstelsel b. zenuwstelsel
C
a. bloedvatenstelsel b. zenuwstelsel
D
a. uitscheidingsstelsel b. zenuwstelsel

Slide 1 - Quiz


Welke taken horen bij welk orgaanstelsel?
a. Geeft impulsen door aan de hersenen.
b. Geeft koolstofdioxide af aan de lucht.
R, 1p
A
a. ademhalingsstelsel b. verteringsstelsel
B
a. spierstelsel b. ademhalingsstelsel
C
a. zenuwstelsel b. spierstelsel
D
a. zenuwstelsel b. ademhalingsstelsel

Slide 2 - Quiz


Welke taken horen bij welk orgaanstelsel?
a. De huid zweet.
b. Vervoert zuurstof naar de spieren.
R, 1p
A
a. ademhalingsstelsel b. spierstelsel
B
a. uitscheidingsstelsel b. bloedvatenstelsel
C
a. zenuwstelsel b. bloedvatenstelsel
D
a. uitscheidingsstelsel b. ademhalingsstelsel

Slide 3 - Quiz


Juist of onjuist
a. Bij uitademen ontspannen de tussenribspieren en de middenrifspieren.
b. Bij inademen wordt het middenrif plat.
R, 1p
A
a = juist b = juist
B
a = juist b = onjuist
C
a = onjuist b = juist
D
a = onjuist b = onjuist

Slide 4 - Quiz


Juist of onjuist
a. Trilhaartjes in het slijmvlies van de luchtpijp houden grote stofdeeltjes tegen.
b. Slijmcellen zitten aan de binnenkant van je neusholte, luchtpijp en bronchiën.
R, 1p
A
a = juist b = juist
B
a = juist b = onjuist
C
a = onjuist b = juist
D
a = onjuist b = onjuist

Slide 5 - Quiz


Nicole is aan het voetballen. Tijdens het voetballen zweet zij meer en haalt zij snel adem. Maakt het lichaam van Nicole tijdens het voetballen minder, meer of evenveel water aan dan wanneer zij slaapt?
 T2, 1p
A
minder
B
meer
C
evenveel

Slide 6 - Quiz

Vul de juiste woorden in. T2, 1p
Tijdens het voetballen gebruik je meer                                    .

Daarom gaat de                                    omhoog.

Bij een hogere verbranding heb je meer                                 nodig.

Je ademt dan meer                                  uit.
zuurstof
koolstofdioxide
verbranding
energie

Slide 7 - Question de remorquage

Maak de vergelijking voor de verbranding kloppend. R, 1p
glucose +
-> 
koolstofdioxide + water
+
zuurstof
energie

Slide 8 - Question de remorquage


Sommige longziekten hebben een vermindering van het aantal longblaasjes tot gevolg.
Waardoor zijn mensen met zo’n longziekte sneller buiten adem?
Vul aan: 
Door een vermindering van het aantal longblaasjes....
 T2, 2p
A
...verkleint de inhoud van de longen.
B
...kan er minder zuurstof worden opgenomen door de longen.
C
...kan er minder lucht in de longen komen.
D
...werken de longen minder goed.

Slide 9 - Quiz


Door welk orgaan raakt je lichaam koolstofdioxide kwijt? R, 1p
A
hart
B
longen
C
maag
D
nieren

Slide 10 - Quiz

Hoe adem je in? Schrijf het juiste woord op het antwoordblad om de zin compleet te maken. R, 3p
a De ribben gaan ___________________________.
b De borstholte wordt _______________________.
c De longen worden _________________ .

Slide 11 - Question ouverte

a) Wat is een cel?
b) Wat is een weefsel?
c) Wat is een orgaan?
d) Wat is een orgaanstelsel?
R, 4p

Slide 12 - Question ouverte


Welke organen liggen in de borstholte?
R, 1p
A
longen en maag
B
luchtpijp en lever
C
maag en lever
D
hart en longen

Slide 13 - Quiz


Uit welke 3 onderdelen bestaat een menselijke cel?
R, 2p
A
cytoplasma
B
celwand
C
celkern
D
celmembraan

Slide 14 - Quiz

Wat is gaswisseling? R, 1p

Slide 15 - Question ouverte

Wat is gaswisseling? R, 1p

Slide 16 - Question ouverte

Hoe gaat gaswisseling? Vul aan:
1) zuurstof gaat vanuit ___________ naar ________
2) koolstofdioxide gaat vanuit _______ naar __________
R,2p

Slide 17 - Question ouverte