Les verbes réguliers + irréguliers

Les verbes réguliers 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Les verbes réguliers 

Slide 1 - Diapositive

Hoe maak je de stam van de présent voor de regelmatige ww. op ER, IR, RE
A
het hele werkwoord is de stam
B
laatste 2 letters eraf behalve bij de ww op RE
C
Overal de laatste letter eraf
D
laatste 2 letters eraf

Slide 2 - Quiz

Vervoeg in de juiste vorm: tu, présent (parler)

Slide 3 - Question ouverte

Wat zijn de uitgangen van de ww op ER in de présent?
A
e, es, e, ons, ez, ont
B
e, es, e, ons, ez, aient
C
e, es, -, ons, ez, ont
D
e, es, e, ons, ez, ent

Slide 4 - Quiz

Wat zijn de juiste uitgangen van de présent van de ww. op IR?
A
is, is, it, ons, ez, ent
B
is, is, is, issons, issez, ont
C
is, is, it, issons, issez, issent
D
is, it, is, ons, issez, issent

Slide 5 - Quiz

Wat zijn de juiste uitgangen van de ww. op RE in de présent?
A
s,s, t, ons, ez, ent
B
s, s, - ons, ez, ent
C
es, es, t, ons, ez, ent
D
es, es, -, ons, ez, ont

Slide 6 - Quiz

Wat is de stam van de imparfait voor alle werkwoorden?
A
de NOUS- vorm van de présent - ONS eraf
B
de laatste 2 letters eraf
C
De Nous-vorm présent
D
De laatste letter eraf behalve bij de ww op RE

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de uitgangen van de imparfait?
A
ais, ais, ais, issons, issez, issent
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
ais, ais, ait, issions, issiez, aient
D
ais, ais, ais, ions, iez, ont

Slide 8 - Quiz

Vervoeg in de imparfait: elle, (grandir)

Slide 9 - Question ouverte

Vervoeg in de imparfait: ils (finir)

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van de passé composé (ALLER) hieronder:
A
Elle a allé
B
Elle est allé
C
Elle est allée
D
Elle est allés

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de passé composé (FINIR) hieronder:
A
Il est fini
B
Il a fini
C
Il a finit
D
Il a finie

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de passé composé (VENDRE) hieronder:
A
Nous avons vendus
B
Nous avons vendé
C
Nous avons vendu
D
Nous avons vendue

Slide 13 - Quiz

Vervoeg in de passé composé: elle, (choisir)

Slide 14 - Question ouverte

Wat is de stam van de FUTUR SIMPLE bij de regelmatige ww. op ER + IR
A
Het hele werkwoord
B
Het hele werkwoord - er + ir eraf
C
Die moet je leren als woordjes
D
Hele werkwoord -R eraf

Slide 15 - Quiz

Wat is de stam van de FUTUR SIMPLE van de werkwoorden op RE
A
het hele werkwoord -RE eraf
B
Het hele werkwoord - E eraf
C
Het hele werkwoord
D
Die moet je leren als woordjes

Slide 16 - Quiz

Wat zijn de uitgangen van de FUTUR SIMPLE
A
ai, as, a ons, ez, ent
B
ai, a, a, avons, avez, ont
C
ai, as, a, ons, ez, ont
D
aur

Slide 17 - Quiz

Vervoeg in de FUTUR SIMPLE: ils, regarder

Slide 18 - Question ouverte

Wat is de stam van de conditionnel van de regelmatige ww. op ER, IR en RE
A
De zelfde stam als van de FUTUR SIMPLE!
B
Het hele ww. - E eraf
C
Het hele ww. - er + ir + re eraf

Slide 19 - Quiz

Wat zijn de uitgangen van de CONDITIONNEL?
A
ai, as, a, ions, iez, aient
B
ais, ais, ait, ons, ez, ont
C
ais, ais, ait, ions, iez, aient
D
avais, avais, avait, avions, aviez, aient

Slide 20 - Quiz

Vervoeg in de CONDITIONNEL: TU, regarder

Slide 21 - Question ouverte