ZInsontleden (alles)

Vandaag gaan we het volgende herhalen:
Ontleden van zinnen:
1. persoonsvorm
2. werkwoordelijk gezegde
3. onderwerp
4. lijdend voorwerp

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vandaag gaan we het volgende herhalen:
Ontleden van zinnen:
1. persoonsvorm
2. werkwoordelijk gezegde
3. onderwerp
4. lijdend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Dit heet zinsontleding, waarom leer je dat?
Zinsontleding is het verdelen van de zin in zinsdelen. Je benoemt van elk zinsdeel de functie: onderwerp, persoonsvorm, lijdend voorwerp etc. 

Met zinsontleding krijg je inzicht in de opbouw van een zin. Het helpt je om een zin goed te formuleren en de spellingsregels goed toe te passen.

Slide 2 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 3 - Quiz

persoonsvorm

Slide 4 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
Sturen
D
altijd

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm:

Wie is er vandaag jarig?

Slide 6 - Question ouverte

wwg

Slide 7 - Diapositive

Wat is in de onderstaande zin het werkwoordelijk gezegde?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
moest wachten
D
de huldiging

Slide 8 - Quiz

Wat is het wwg in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
zal gaan stijgen
D
zal stijgen

Slide 9 - Quiz

onderwerp

Slide 10 - Diapositive

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 11 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 12 - Quiz

lijdend voorwerp

Slide 13 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben mijn zus en ik een appeltaart gemaakt.
A
gisteravond
B
mijn zus en ik
C
gemaakt
D
een appeltaart

Slide 14 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Onder de tafel heeft mijn vader een cadeautje verstopt voor mijn neefje
A
onder de tafel
B
mijn vader
C
een cadeautje
D
voor mijn neefje

Slide 15 - Quiz

Noteer het lijdend voorwerp:
Mijn bijzondere broertje heeft alle jassen bij de kapstok gelegd.

Slide 16 - Question ouverte

Meewerkend voorwerp:
Tante Esther maakt in haar vrije tijd voor haar vriendinnen tassen van oude kleding uit de kringloopwinkel.

Slide 17 - Question ouverte

Lijdend voorwerp:

Tante Esther maakt in haar vrije tijd voor haar vriendinnen tassen van oude kleding uit de kringloopwinkel.

Slide 18 - Question ouverte