V1 Tekstverbanden

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Begrijpend lezen

Wat is het onderwerp van een tekst?

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Wat is het doel van een inleiding van een tekst?

Bij welke teksten mist er vaak een slot?

Wat gaan we doen vandaag?

• Uitleg tekstverbanden en signaalwoorden
  
•  Nakijken opdracht 2 hoofdstuk 3 Lezen
• Maken: hoofdstuk 3 Lezen opdracht 4 en hoofdstuk 4 Lezen opdracht 1. 
• Klaar? Maak van hoofdstuk 4 Lezen opdracht 2.

Tekstverbanden

1. Chronologisch
2. Opsommend
3.  Tegenstellend
4. Toelichtend 

Chronologisch verband

Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.

Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 

Voorbeeld:

Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Opsommend verband

Bij een opsommend verband worden verschillende dingen opgenoemd. 

Signaalwoorden: ten eerste, als laatste, ook, en, bovendien, daarnaast etc. 

Tegenstellend verband

Bij een tegenstellend verband staan verschillende zaken tegenover elkaar. 

Signaalwoorden: maar, echter, in tegenstelling tot, toch etc.

Voorbeeld: ik houd van honden, maar katten vind ik stomme dieren. 

Toelichtend verband

Bij een toelichtend verband geef je een extra toelichting, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, denk aan,  zoals etc.

Voorbeeld: ik kook graag buitenlandse gerechten, zoals roti.

Geef een voorbeeld van een zin met een opsommend verband.

Geef een voorbeeld van een zin met een tegenstellend verband.