Pv, zinsdelen, wg, ow

Grammatica





Zinsontleding





Persoonsvorm, zinsdelen, werkwoordelijk gezegde, onderwerp

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammatica





Zinsontleding





Persoonsvorm, zinsdelen, werkwoordelijk gezegde, onderwerp

Slide 1 - Diapositive

Leg in je eigen woorden uit wat een persoonsvorm is

Slide 2 - Question ouverte

Persoonsvorm (pv)
In elke zin staan werkwoorden.
Één daarvan is de persoonsvorm.

De persoonsvorm geeft het getal en de tijd aan van de zin. 

De leerlingen luisteren aandachtig naar hun nieuwe docent.

Slide 3 - Diapositive

Video bij hoofdstuk 1 over grammatica.
Over de persoonsvorm en zinsdelen

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?'
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
'Houd eens je mond.'
A
Houd
B
Er is geen persoonsvorm.
C
eens

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt hij niet graag?'
A
Waarom
B
hij
C
wandelt
D
Er is geen persoonsvorm.

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
'In zijn broek heeft Tsjerk een scheur.'
A
zijn
B
Tsjerk
C
heeft
D
Er is geen persoonsvorm.

Slide 9 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde (wg) = alle werkwoorden in de zin 

Slide 10 - Diapositive

0

Slide 11 - Vidéo

Slide 12 - Diapositive

Schrijf het wg op = alle werkwoorden in de zin:
'Anthony probeerde het vreemde voorwerp van alle kanten te bekijken.'

Slide 13 - Question ouverte

Schrijf het wg op:
'Julia knipte zelf haar lange haar af.'

Slide 14 - Question ouverte

Leg in je eigen woorden uit wat het onderwerp is

Slide 15 - Question ouverte

Onderwerp (ow)
 Zoek de persoonsvorm
 Vraag: wie of wat + wwg
 Het antwoord op die vraag is het onderwerp

* Gebiedende wijs -> geen ow

Slide 16 - Diapositive

Voorbeeld
Na schooltijd heeft Jan met zijn vrienden gevoetbald

Wie/wat + heeft gevoetbald (alle werkwoorden uit de zin)? 

Antwoord = Jan = onderwerp

Slide 17 - Diapositive

Wat is het onderwerp in deze zin?

'De nieuwste films downloadt Emma altijd direct.'
A
films
B
downloadt
C
Emma
D
Er is geen onderwerp

Slide 18 - Quiz

Schrijf het onderwerp op uit deze zin:
'Drie nachten heeft het reisgezelschap in de woestijn geslapen.'

Slide 19 - Question ouverte

Eerst de persoonsvorm vinden en dan de zin in zinsdelen verdelen.

Een zinsdeel / kan / één woord/ zijn .

Ieder 'stukje' van de zin dat je voor de persoonsvorm kunt plaatsen is een apart zinsdeel.

Dit weekend gaan we naar de Efteling.

Slide 20 - Diapositive

Eerst de PV vinden en dan de zin in zinsdelen verdelen.

Een zinsdeel kan een woord, maar ook een groepje woorden zijn .

Ieder 'stukje' van de zin dat je voor de persoonsvorm kunt plaatsen is een apart zinsdeel.

Slide 21 - Diapositive

Stappenplan
1. Zoek de persoonsvorm (zet tussen strepen)
2. Zoek de andere werkwoorden (zet tussen strepen)
3. Zoek het onderwerp (zet tussen strepen)
4. Met wie? Waar? Wanneer? Waardoor? Hoe? Deze zet je apart van elkaar tussen strepen (losse zinsdelen)

Slide 22 - Diapositive

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? 'Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.'
A
3
B
5
C
4
D
6

Slide 23 - Quiz

Verdeel de zin in zinsdelen:
'De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.'

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Diapositive