TH2 herhalen zinsontleden (t/m LV)

Welkom!
Telefoons omgekeerd op tafel?

Leg je schrift en pen klaar.
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Telefoons omgekeerd op tafel?

Leg je schrift en pen klaar.

Slide 1 - Diapositive

Doel en planning
Doel van de les: aan het einde van de les kun je pv, wg, ow en lv in een zin vinden.

Planning van de les:
- herhalen zinsdelen t/m LV
- quizvragen

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Leg uit hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.

Slide 5 - Question ouverte

Geef de persoonsvorm van de volgende zinnen.

Slide 6 - Diapositive

Waarom wandelt Elise de avondvierdaagse?

Slide 7 - Question ouverte

Sam is vandaag tot 14:05 naar school geweest.

Slide 8 - Question ouverte

In zijn jas heeft Job een scheur.

Slide 9 - Question ouverte

Soms rijdt mijn broertje door een rood verkeerslicht.

Slide 10 - Question ouverte

Telefoons mogen even omgedraaid!

Slide 11 - Diapositive

Zinsdelen

Een zinsdeel kan een woord, maar ook een groepje woorden zijn .

Ieder 'stukje' van de zin dat je voor de PV kunt plaatsen is een apart zinsdeel.

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld
Vorig jaar | heb | ik voor mijn vrienden een damtoernooi | georganiseerd. |

Ik | heb | vorig jaar voor mijn vrienden een damtoernooi | georganiseerd. |

Voor mijn vrienden | heb | ik vorig jaar een damtoernooi | georganiseerd. |

Een damtoernooi | heb | ik vorig jaar voor mijn vrienden | georganiseerd. |

Slide 13 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

Slide 16 - Vidéo

Onderwerp

Slide 17 - Diapositive

Onderwerp
  1. Zoek de pv/wg
  2. Vraag: wie of wat + persoonsvorm/wg
  3. Het antwoord op die vraag is het onderwerp

Slide 18 - Diapositive

Lijdend voorwerp

Slide 19 - Diapositive

Wat is de handeling?

Wie voert de handeling uit?

Wat/wie is nodig bij de handeling?

Maak een zo kort mogelijke zin bij het plaatje.

Slide 20 - Diapositive

Wat is de handeling?

Wie voert de handeling uit?

Wat/wie is nodig bij de handeling?

Maak een zo kort mogelijke zin bij het plaatje.

Slide 21 - Diapositive

Lijdend voorwerp
Je moet twee dingen weten:
  • Wie/wat doet er iets? (onderwerp)
  • Wat doet diegene?
(pv + werkwoordelijk gezegde)

Wat/wie + onderwerp + gezegde = LV

Slide 22 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'

A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 23 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
'Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.'

A
Razend
B
de leraar
C
een krijtje
D
het lokaal

Slide 24 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
Peter
B
gisteren
C
zijn scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 25 - Quiz

Stappenplan
PV


WG


OW



LV




Verander de zin van tijd
De PV + alle andere ww
Wie/wat + WG
Wat/wie + WG + OW

Slide 26 - Diapositive

Stappenplan
PV        -  verander de zin van tijd/getal
WG       - de PV + alle andere werkwoorden
OW       - wie/wat + WG
LV         - wat/wie + WG + OW 

Slide 27 - Diapositive

Ik kan de PV, WG, OW en LV in een zin vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Sondage

Pak je schrift en pen
Er volgen nu een aantal zinnen.
Noteer de PV, WG, OW en LV

Slide 29 - Diapositive

PV, WG, OW, LV
1. Vrijdagavond wil Iris haar veertiende verjaardag uitgebreid vieren.
2. Een onvoorzichtige bezoeker had een mingvaas omgestoten in het museum.
3. Tijdens het interview zat de acteur een lekkere boterham met hagelslag te eten.


Slide 30 - Diapositive

PV = wil 
WG = wil vieren
OW = Iris
LV =  haar veertiende verjaardag
PV = had
WG = had omgestoten
OW = een onvoorzichtige bezoeker
LV = een mingvaas

Slide 31 - Diapositive

PV = zat
WG =  zat te eten
OW = de acteur
LV = een lekkere boterham met hagelslag

Slide 32 - Diapositive