Fictie les 2 Hoofdstuk 4.1/4.2

Boekanalyse
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Boekanalyse

Slide 1 - Diapositive

Kies een boek!

Criteria:

- Lezen voor de lijst, niveau 2/3

- Kies een boek waarvan je denkt dat je het leuk gaat vinden.

Slide 2 - Diapositive

Voordat je gaat lezen:
- Zorg dat je tijdens het lezen Post-It's bij de hand hebt, zodat je pagina's en citaten snel terug kunt vinden

Slide 3 - Diapositive

 Tijd

Chronologische of niet-chronologische volgorde

Verhalen die in volgorde van tijd worden verteld, verlopen chronologisch.

Slide 4 - Diapositive

Terugverwijzing

Een terugverwijzing in een boek wijst met een kort zinnetje terug naar iets wat in het verleden gebeurd is. Bijvoorbeeld:

'Hij dacht terug aan die ochtend waarin hij haar nog in zijn armen had gehouden.'

Een terugverwijzing is korter dan een flashback. Bij een flashback spring je voor een langere periode terug in de tijd.

Slide 5 - Diapositive

Vooruitwijzing
Hierbij kijkt een personage vooruit in de tijd. Hij of zij denkt na over iets wat zou kunnen gebeuren. Als zo'n vooruitwijzing een langere periode beschrijft, dan noemen we dat een flashforward. Sommige boeken beginnen met een flashforward en beginnen vervolgens bij het begin van het verhaal. Dit doet de schrijver om spanning op te roepen.

Slide 6 - Diapositive

Als er veel flasbacks en flashforwards voorkomen in het boek, dan verloopt de tijd niet-chronologisch.

Slide 7 - Diapositive

Tijdsprongen
Gebeurtenissen die onbelangrijk zijn voor het verhaal worden in een boek weggelaten. Soms eindigt een hoofdstuk op school en begint het volgende hoofdstuk op een andere plek. De tijd daartussen wordt niet beschreven. Dit noemen we een tijdsprong. Er zitten ALTIJD tijdsprongen in een boek.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Vraag bij clip 'The scientist' van Coldplay:
Wat is er bijzonder aan de chronologie van deze videoclip?

Slide 10 - Diapositive

Vertelde tijd/Verteltijd

Vertelde tijd: De tijd die een schrijver beschrijft. Dit kan een dag, een week, een maand, een jaar of zelfs vele jaren zijn.


Verteltijd: Hoeveel bladzijdes heeft het boek. Het is eigenlijk de tijd die jij nodig hebt om het verhaal hardop voor te lezen.




Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Vragen bij fragment:
In welke tijd speelt dit verhaal zich af? Hoeveel tijd vergaat er, met andere woorden wat is de vertelde tijd? Hoe zie je de verandering van tijd?

Slide 13 - Diapositive

 Ruimte

In welke ruimte(s) speelt het verhaal zich vooral af? Het gaat hierbij om ruimtes die van belang zijn voor het verhaal.

Wat heeft  de ruimte te maken met het thema van het verhaal?

Slide 14 - Diapositive

 Handeling

Verklaar de titel van het boek.

Vat het boek samen in maximaal vier of vijf zinnen.

Wat is het thema van het boek?





Slide 15 - Diapositive

Thema

Wat is het thema van het boek?

Voorbeelden van thema's zijn: verraad, vriendschap, mishandeling, verlies, ziekte enz.

In hoeverre sluiten de gekozen ruimtes van de schrijver aan bij het thema?

Slide 16 - Diapositive

Kijk naar het volgende filmpje. Wat is volgens jou het thema van dit verhaal?

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Einde

Beschrijf het einde van het boek. Hoe loopt het verhaal af? Is het een open of een gesloten einde?

Vind je het een goed einde of juist niet? Leg uit!

Slide 19 - Diapositive

Personages

Hoofdpersonen: karakter en uiterlijk

Bijpersonen: karakter en uiterlijk

Slide 20 - Diapositive

Perspectief

Ik-verteller (ik)

Personale verteller (hij/zij)

Auctoriale/alwetende verteller (weet alles over iedereen)

Meervoudige verteller (verschillende perspectieven)

Onderbouw je antwoord!

Extra uitleg: les 1 fictie

Slide 21 - Diapositive

Kijk naar het onderstaande filmpje. Het is Dr. Jekyll and Mr. Hyde uit 1931. Door wiens ogen zie je dit verhaal?

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Door wiens ogen zie je het verhaal?

Slide 24 - Question ouverte

Waarom gebruikt een schrijver een bepaald perspectief? Is het om de lezer in verwarring te brengen, om de emoties beter voelbaar te maken, om spanning te creëren? Dat moet je je altijd afvragen. Dus niet alleen: welk perspectief, maar ook: waarom juist dit perspectief? Vraag je dit ook af bij onderstaand filmfragment (uit Kill Bill).

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Hoe citeer je?
Je neemt de stukjes die je wilt citeren letterlijk over uit het boek. Je noteert het bladzijdenummer achter het citaat.

Slide 27 - Diapositive

Wat is volgens jou literatuur?

Slide 28 - Question ouverte

waardoor ontstaat spanning in een verhaal?

Slide 29 - Question ouverte

welke vraag roept onderstaand fragment bij jou op?

Het loopt tragisch met mij af, daar lijkt het nu toch echt op. De schuifpui van het atelier staat open. Ik hoor vuur laaien.
(J.W. Otten, Specht en zoon)

Slide 30 - Question ouverte

Ik hou van boeken met een open einde. Dat maakt dat ik er nog langer over na blijf denken
A
eens
B
oneens

Slide 31 - Quiz

hoe kun je een personage (of een medemens) leren kennen?

Slide 32 - Question ouverte