Les 1 spanning en perspectieven

perspectief en vertelprocedé
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

perspectief en vertelprocedé

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Vertelperspectief 1 – De alwetende verteller
Dit is de oudste vertelvorm ter wereld. De alwetende verteller (ook wel auctoriale verteller genoemd) kom je tegen in oude geschriften zoals de Ilias, de Bijbel en klassieke boeken zoals Dik Trom. De alwetende verteller is een soort god die boven de gebeurtenissen staat. 

Slide 3 - Diapositive

Vertelperspectief 2 – De ik-verteller
Bij deze vertelvorm vertelt de ik-persoon zijn verhaal. De ‘ik’ is dus niet alleen verteller, maar speelt ook een rol in de gebeurtenissen. Dit vertelperspectief komt voor in autobiografieën, maar ook in romans waarin de hoofdpersoon aan het woord is.
Er zijn twee verschillen vormen van ik-vertellingen. De ‘ik’ kan in de verleden tijd praten, over gebeurtenissen die al hebben plaatsgevonden. Die stijl wordt ook wel ‘de vertellende ik’ genoemd. Maar een ik-persoon kan ook verslag doen van gebeurtenissen terwijl hij/zij ze beleeft. Die vorm wordt ook wel ‘de belevende ik’ genoemd.

Slide 4 - Diapositive

Vertelperspectief 3 – De personale verteller
3e persoon/hij-zij
Bij een personaal vertelperspectief is de verteller onzichtbaar. Je hebt als lezer het idee dat het verhaal zichzelf vertelt, omdat het is geschreven in de derde persoon, dus vanuit het hij- of zij-perspectief. Lezers komen alleen te weten komt wat de hoofdpersoon ziet, hoort en denkt. Ze kunnen niet in de hoofden van andere personages kijken.

Slide 5 - Diapositive

Vertelperspectief 3 – De personale verteller
Wisselend perspectief
Je kunt het personaal vertelperspectief ook steeds laten wisselen tussen verschillende personages. Lezers volgen dan meerdere hoofdpersonen die met ‘hij’ of ‘zij’ worden aangeduid. Ze bekijken de gebeurtenissen dan door de ogen van al deze mensen, zodat het verhaal van verschillende kanten wordt belicht.

Slide 6 - Diapositive

Het jij-perspectief
Behalve de alwetende verteller, de ik-figuur en de derde persoon, bestaat er ook nog de zelden gebruikte tweede persoon: jij. Dan krijg je bijvoorbeeld zoiets:
“Je loopt de kamer binnen, en je weet dat zich iets in het donker schuilhoudt. Je glimlacht.”

Slide 7 - Diapositive

Het jij-perspectief
Je komt de huiskamer binnen en je moeder zit aan de grote tafel in haar agenda te turen. Ze schudt haar hoofd, zucht en zegt: ‘Ik zie door de bomen het bos niet meer!’ Nieuwsgierig buig je je over de bladzijde: helemaal volgekrabbeld, maar het zijn allemaal letters. En trouwens, in een bos staan toch altijd bomen, anders is het geen bos. Wat bedoelt je moeder?

Slide 8 - Diapositive

Zomer in Wentworth, Ohio. Oh boy, zie je het voor je? Zomer, hier in Poplar Street, die dwars door die befaamde, gebleekte Amerikaanse droom loopt, met de geur van hotdogs in de lucht en de uit elkaar gebarsten papieren hulzen van het vuurwerk van de Vierde Juli nog overal in de goot.
A
Alwetend perspectief
B
ik-perspectief
C
personaal perspectief 3e persoon/hij-zij

Slide 9 - Quiz

Zo zijn ze er dan achter dat ik een halve eeuw op Java ben. Proficiat met niets! En hoe ik de zaak ook wil omzeilen, Adeline Renselaar, de nicht van mevrouw Van Zadelhof, lijkt vastbesloten tot een feest. Ze heeft daartoe al drie families het hoofd op hol gebracht en is 15 van de week zelfs in de hertenkamp gesignaleerd, rebbelend over deze kwestie met de gouverneur.
A
vertellende ik
B
belevende ik

Slide 10 - Quiz

De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet zwart. Ik was op veel manieren anders dan de mensen om mij heen, maar donkerder was ik niet. Dat weet ik. Er is een dag geweest waarop ik een verkleuring gewaarwerd. Later, toen ik dan eenmaal zwart wás, ben ik weer verschoten.
A
vertellende ik
B
belevende ik

Slide 11 - Quiz

De alwetende verteller
A
weet niks en neemt deel aan het verhaal
B
weet alles en neemt deel aan het verhaal
C
weet niks en neemt geen deel aan het verhaal
D
weet alles en neemt geen deel aan het verhaal

Slide 12 - Quiz

Noem een kenmerk van een alwetende verteller

Slide 13 - Question ouverte

Een andere benaming voor een alwetende verteller is...?

Slide 14 - Question ouverte

Fragment 1

Het meisjesmanifest

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Welk perspectief herkende je?

Slide 17 - Question ouverte

Fragment 2

Terug naar huis

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Welk perspectief herkende je?

Slide 20 - Question ouverte

Fragment 3

Latino King

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Welk perspectief herkende je?

Slide 23 - Question ouverte

vertelprocedé
Een schrijver kiest zelf hoe hij in zijn verhaal personen,plaatsen,tijden,perspectief en spanning gebruikt.
Het gebruik van deze van zulke verhaalelementen (verhaaldelen) heet vertelprocedé

Slide 24 - Diapositive

vertelprocedé
  • personages
  • plaats/ruimte
  • tijd
  • perspectief
  • spanning

Slide 25 - Diapositive

vertelprocedé
Verschil in beleving:
  • hoofdpersoon of bijpersoon vertelt
  • wisselend perspectief
  • het verhaal achteraf vertellen (vt)
  • het verhaal mee vertellen (tt)
  • informatie weggeven of juist achterhouden

Slide 26 - Diapositive

 Tijd

Chronologische of niet-chronologische volgorde

Verhalen die in volgorde van tijd worden verteld, verlopen chronologisch.

Slide 27 - Diapositive

Terugverwijzing

Een terugverwijzing in een boek wijst met een kort zinnetje terug naar iets wat in het verleden gebeurd is. Bijvoorbeeld:

'Hij dacht terug aan die ochtend waarin hij haar nog in zijn armen had gehouden.'

Een terugverwijzing is korter dan een flashback. Bij een flashback spring je voor een langere periode terug in de tijd.

Slide 28 - Diapositive

Vooruitwijzing
Hierbij kijkt een personage vooruit in de tijd. Hij of zij denkt na over iets wat zou kunnen gebeuren. Als zo'n vooruitwijzing een langere periode beschrijft, dan noemen we dat een flashforward. Sommige boeken beginnen met een flashforward en beginnen vervolgens bij het begin van het verhaal. Dit doet de schrijver om spanning op te roepen.

Slide 29 - Diapositive

Als er veel flasbacks en flashforwards voorkomen in het boek, dan verloopt de tijd niet-chronologisch.

Slide 30 - Diapositive

Tijdsprongen
Gebeurtenissen die onbelangrijk zijn voor het verhaal worden in een boek weggelaten. Soms eindigt een hoofdstuk op school en begint het volgende hoofdstuk op een andere plek. De tijd daartussen wordt niet beschreven. Dit noemen we een tijdsprong. Er zitten ALTIJD tijdsprongen in een boek.

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Vraag bij clip 'The scientist' van Coldplay:
Wat is er bijzonder aan de chronologie van deze videoclip?

Slide 33 - Diapositive

Vertelde tijd/Verteltijd

Vertelde tijd: De tijd die een schrijver beschrijft. Dit kan een dag, een week, een maand, een jaar of zelfs vele jaren zijn.


Verteltijd: Hoeveel bladzijdes heeft het boek. Het is eigenlijk de tijd die jij nodig hebt om het verhaal hardop voor te lezen.




Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo

Vragen bij fragment:
In welke tijd speelt dit verhaal zich af? Hoeveel tijd vergaat er, met andere woorden wat is de vertelde tijd? Hoe zie je de verandering van tijd?

Slide 36 - Diapositive

 Ruimte

In welke ruimte(s) speelt het verhaal zich vooral af? Het gaat hierbij om ruimtes die van belang zijn voor het verhaal.

Wat heeft  de ruimte te maken met het thema van het verhaal?

Slide 37 - Diapositive

 Handeling

Verklaar de titel van het boek.

Vat het boek samen in maximaal vier of vijf zinnen.

Wat is het thema van het boek?





Slide 38 - Diapositive

Thema

Wat is het thema van het boek?

Voorbeelden van thema's zijn: verraad, vriendschap, mishandeling, verlies, ziekte enz.

In hoeverre sluiten de gekozen ruimtes van de schrijver aan bij het thema?

Slide 39 - Diapositive

Kijk naar het volgende filmpje. Wat is volgens jou het thema van dit verhaal?

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Vidéo

Einde

Beschrijf het einde van het boek. Hoe loopt het verhaal af? Is het een open of een gesloten einde?

Vind je het een goed einde of juist niet? Leg uit!

Slide 42 - Diapositive

Personages

Hoofdpersonen: karakter en uiterlijk

Bijpersonen: karakter en uiterlijk

Slide 43 - Diapositive