H4 Woordenschat opdracht 1 en 2 1TH

Nederlands H4 Woordenschat
Klas 1TH
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands H4 Woordenschat
Klas 1TH

Slide 1 - Diapositive

Wat weet jij nog?

Slide 2 - Diapositive

Wat is een tegenstelling?

Slide 3 - Question ouverte

Aan welke woorden kan je zien dat er een tegenstelling in de zin staat?
A
dus
B
daarom
C
echter
D
bijvoorbeeld

Slide 4 - Quiz

Wat is de tegenstelling van prijzig?
timer
0:20

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de tegenstelling van ijverig?
timer
0:20

Slide 6 - Question ouverte

Wat is de tegenstelling van outdooractiviteiten?
timer
0:20

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de tegenstelling van mentaal?
timer
0:20

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de tegenstelling van twijfel?
timer
0:20

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de tegenstelling van spectaculair?
timer
0:20

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de tegenstelling van traag?
timer
0:20

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de tegenstelling van alledaagse?
timer
0:20

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de tegenstelling van riskant?
timer
0:20

Slide 13 - Question ouverte

Wat is de tegenstelling van gevorderden?
timer
0:20

Slide 14 - Question ouverte

Wat is de tegenstelling van internationaal?
timer
0:20

Slide 15 - Question ouverte

Wat is de betekenis van obstakel?
A
een alledaags ding
B
iets wat in de weg staat
C
een gebruiksvoorwerk
D
een discussie

Slide 16 - Quiz

Wat is de betekenis van riskant?
A
verzekerd
B
saai
C
ondoordacht
D
gevaarlijk

Slide 17 - Quiz

Wat is de betekenis van spectaculair?
A
bijzonder
B
voorbereid
C
uitnodigend
D
gemiddeld

Slide 18 - Quiz

Wat is de betekenis van mentaal?
A
lichamelijk
B
hard materiaal
C
geestelijk
D
gereedschap

Slide 19 - Quiz

Wat is de betekenis van internationaal?
A
in het binnenland
B
tussen twee landen
C
in alle steden
D
ook in andere landen

Slide 20 - Quiz

Wat is de betekenis van ogenblikkelijk?
A
verliefd
B
meteen
C
blindheid
D
op een later moment

Slide 21 - Quiz

Wat is de betekenis van ijverig?
A
traag
B
sportief
C
aandachtig
D
met tegenzin

Slide 22 - Quiz

Wat vond je van deze geheugencheck?
Leuk
Makkelijk
Saai
Moeilijk

Slide 23 - Sondage

H4 Woordenschat
Maken in je Word-document:
 opdracht 3 en 4 op blz. 103 en 104 

Slide 24 - Diapositive