2HVW PV in samengestelde zinnen

 Spelling PV in samengestelde zinnen.
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

 Spelling PV in samengestelde zinnen.

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Ik kan de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen.

Slide 2 - Diapositive

Lees onderstaande zin. Wat gebeurt er met de persoonsvorm als je de zin vragend maakt?
Op het schoolplein dansten de leerlingen tot laat in de avond.
A
de pv komt achteraan te staan
B
de pv komt vooraan te staan

Slide 3 - Quiz

Lees onderstaande zin. Wat gebeurt er met de persoonsvormen als je de zin vragend maakt?
De scooter van Isam werd gestolen, toen hij een broodje kocht.
A
de ene pv vooraan te staan, maar de andere pv blijft achter in de zin staan
B
beide pv's komen vooraan in de zin te staan
C
niets

Slide 4 - Quiz

Uitleg
 
Een enkelvoudige zin is een zin met één persoonsvorm
Voorbeeld: Op het schoolplein dansten (pv) de leerlingen tot laat in de avond.

Een samengestelde zin is een zin met meer persoonsvormen.
Voorbeeld: De scooter van Isam werd (pv) gestolen, toen hij een broodje kocht (pv).

Slide 5 - Diapositive

Zo vind je de persoonsvormen in samengestelde zinnen.
Probeer alle werkwoorden van tijd te veranderen. De werkwoorden waarbij dat kan, zijn persoonsvormen, de andere werkwoorden zijn infinitief (hele werkwoord), voltooid deelwoord of onvoltooid deelwoord.

Dus de zin vragend maken is geen goed idee! Je vindt dan maar één persoonsvorm.

Slide 6 - Diapositive

Een voorbeeld
  • In het verleden hebben robots vooral klusjes uitgevoerd in en om ons huis, maar het lijkt erop dat op den duur zelfs onze auto’s robots zullen zijn.

  • In het verleden hadden (pv) robots vooral klusjes *uitgevoerde (vd) in en om ons huis, maar het leek (pv) erop dat op den duur zelfs onze auto’s robots zouden (pv) *waren (inf). Het sterretje (*) betekent ‘kan niet’. 

  • De werkwoorden hebben, lijkt en zullen kun je van tijd veranderen. Het zijn dus persoonsvormen; uitgevoerd en zijn kun je niet van tijd veranderen en dat zijn dus geen persoonsvormen: uitgevoerd is een voltooid deelwoord en zijn is een infinitief. 

Slide 7 - Diapositive

Oefenen
Even een paar quizvragen om te oefenen met het vinden van het aantal persoonsvormen en het spellen van die persoonsvormen.

Slide 8 - Diapositive

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Wil je een ijsje of wil je een kaassoufflé?
A
1
B
2
C
3

Slide 9 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Door het donkere bos liepen vreemde, groen geverfde mannetjes.
A
1
B
2
C
3

Slide 10 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Als je hard leert, ga je over naar de derde en dan krijg je een nieuwe spelcomputer.
A
1
B
2
C
3

Slide 11 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Heb je het appje dat Floris gestuurd heeft, wel gelezen?
A
1
B
2
C
3

Slide 12 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Max' boodschap kun je niet verkeerd hebben begrepen, want die was erg duidelijk!
A
1
B
2
C
3

Slide 13 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Het kaassouffleetje dat ik gisteren at, was niet echt lekker, doordat het niet gaar was.
A
1
B
2
C
3

Slide 14 - Quiz

pvtt- Hij .... (wakeboarden) elke dag, omdat hij dit spannend ... (vinden) .
timer
0:45

Slide 15 - Question ouverte

pvtt- (managen) hij het nieuwe bedrijf dat op het industrieterrein (liggen).
timer
0:45

Slide 16 - Question ouverte

pvvt - Hij (vergroten) zijn voorsprong en (zwemmen) bij zijn tegenstander weg.
timer
0:45

Slide 17 - Question ouverte

pvtt- Hij ... (beloven) dat hij dit nooit meer (zullen) doen.
timer
0:45

Slide 18 - Question ouverte

pvvt - De atleet ... (timen) zijn sprong verkeerd, ...(verliezen) het record en ...(barsten) in huilen uit.
timer
0:45

Slide 19 - Question ouverte

pvtt: Hij (bieden) het hoogste bedrag voor het (veilen) object.

Slide 20 - Question ouverte

pvvt - Terwijl ik (proesten) van het lachen, … (vertellen) Erik mij de mop.

Slide 21 - Question ouverte