Paragraaf 2.3 Klimaatverandering en extremer weer

2.3 Klimaatverandering en extremer weer
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

2.3 Klimaatverandering en extremer weer

Slide 1 - Diapositive

2.1 Weer en klimaat in Europa
Hoofdstuk 2 Spanje en Nederland vergeleken
2.2 Beschikbaarheid van water
2.3 Klimaatverandering en extremer weer
2.4 Anders Actief: Bronnen: Gevolgen
Deelvraag: Hoe zijn klimaatverandering en extremer weer merkbaar in Spanje en Nederland?
2.5 Klimaatbeleid

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen 2.3
Aan het einde van de les:

  • Kun je  uitleggen hoe het natuurlijke broeikaseffect werkt en waarom dit de aarde leefbaar maakt.
  • Kun je uitleggen waarom we ook spreken van het versterkte broeikaseffect en hoe dit werkt.
  • Kun je vijf gevolgen geven van het versterkte broeikaseffect.
  • Je kunt op hoofdlijn beschrijven en de gevolgen aangeven van hoe de gemiddelde temperatuur in Spanje en Nederland de komende tijd verandert.
  • Je kunt op hoofdlijn beschrijven en de gevolgen aangeven van hoe de gemiddelde neerslag in Spanje en Nederland de komende tijd verandert.

Tijdens de uitleg:
 ben je stil,
steek je je hand op als je mee wilt doen
 maak je aantekeningen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Diapositive

Natuurlijk- en versterkt broeikaseffect
  • Natuurlijk broeikaseffect: De zon verwarmt de aarde, de aarde straalt de warmte weer uit. Broeikasgassen houden de warmtestraling vast. Zonder dit natuurlijke broeikaseffect zou het gemiddeld over de wereld veel kouder zijn.

  • Versterkt broeikaseffect: Het toenemen van koolstofdioxide onder invloed van de mens waardoor de atmosfeer steeds meer warmte vasthoudt. De gemiddelde temperatuur op aarde wordt hierdoor steeds hoger.

  • Gevolgen: extremer weer, klimaatverandering, het smelten van gletsjer- en landijs en zeespiegelstijging.



Maak aantekeningen!

Slide 7 - Diapositive

Extremer weer 
  • Klimaatveranderingen in NL:

  • Zomers:  warmer en droger, maar ook hoosbuien.
  • Temperatuurstijging in de winter.
  • Bepaalde planten- en diersoorten verdwijnen.
Maak aantekeningen!

Slide 8 - Diapositive

Extremer weer 
  • Klimaatveranderingen in Spanje:

  • Temperatuurstijging ( gevaar voor de gezondheid)
  • Negatieve waterbalans.
  • Verwoestijning.
  • Afname van het toerisme, dus ook werkgelegenheid.
Maak aantekeningen!

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Slide 11 - Lien

Zeespiegelstijging
  1. Gletsjers smelten ->  meer water in oceanen.

     2. Het zeewater wordt door hogere temperaturen ook iets warmer. Warmer water zet uit en neemt meer ruimte in beslag. 



Zeespiegelstijging

Slide 12 - Diapositive

Gemiddelde zeespiegelstijging per jaar in de periode 1992 - 2011, gebaseerd op satellietmetingen.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Vragen?

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag
Ga naar SOM Today
Leermiddelen
Aardrijkskunde
4 vmbo kgt
Ga naar paragraaf 2.3

Zelfstandig opdrachten maken: 
3, 4 en 5  + samenvatting (8)

Slide 16 - Diapositive

HERHALING
Paragraaf 2.3
Klimaatverandering en extremer weer

Slide 17 - Diapositive

Natuurlijk broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect
Teveel 
CO2
gemiddeld 2 graden warmer
Klimaatverandering
Zonder dit is het -18 graden op aarde
Zeespiegelstijging
Natuurlijke verwarming
De zon als motor
De mens als motor

Slide 18 - Question de remorquage

Door koolstofdioxide in de lucht is er het broeikaseffect.
Wat is het broeikaseffect?
A
Het afgeven van warmtestraling vanaf de zon naar de aarde.
B
Het tegenhouden van warmtestraling vanaf de ruimte naar de aarde.
C
Het tegenhouden van warmtestraling vanaf de aarde naar de ruimte.

Slide 19 - Quiz


Het versterkt broeikaseffect is een groot probleem.
Welke stof veroorzaakt het versterkte broeikaseffect?

A
koolstofmono-oxide
B
stikstofdioxide
C
koolstofdioxide
D
zwaveldioxide

Slide 20 - Quiz

Het broeikaseffect
A
is fijn en wordt veroorzaakt door het vasthouden van een deel van de uitstraling
B
is fijn en wordt veroorzaakt omdat een deel van de instraling de dampkring verwarmd
C
in niet fijn en wordt veroorzaakt door het vasthouden van een deel van de uitstraling
D
is niet fijn en wordt veroorzaakt door de zon

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

antwoord

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Wat is GEEN oorzaak van zeespiegelstijging?
A
Landijs smelt
B
Water wordt warmer en zet dus uit
C
Water wordt kouder en zet dus uit

Slide 26 - Quiz

Meer overstromingen door zeespiegelstijging. Hoe kan dat?
A
Lozen van water in zee
B
Versterkt broeikaseffect
C
verdamping van zeewater
D
Bodemstijging

Slide 27 - Quiz

Herhaling Sleep elke afbeelding naar het begrip waar het bij hoort.
Broeikaseffect (algemeen)
Natuurlijk broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect

Slide 28 - Question de remorquage

zeespiegelstijging wordt veroorzaakt door
A
het smelten van land- en zeeijs
B
het smelten van landijs en het uitzetten van water
C
het smelten van zee-ijs
D
het uitzetten van water en het toenemen van de hoeveelheid neerslag

Slide 29 - Quiz

Zonder het broeikaseffect ...
A
... wordt het heel warm op aarde.
B
... blijft de temperatuur op aarde gelijk.
C
... wordt het op aarde net zo koud als in de ruimte.

Slide 30 - Quiz

Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
Broeikassen die zorgen dat de aarde warm blijft.
B
Door vervuiling komen er meer broeikasgassen.
C
Broeikasgassen verbranden.
D
Fossiele brandstoffen opslaan.

Slide 31 - Quiz

Wind waait altijd van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied.
A
goed
B
fout

Slide 32 - Quiz

Als we een hogedrukgebied hebben gaat het regenen.
A
goed
B
fout

Slide 33 - Quiz

Als de neerslag op het land valt en via een omweg in de zee terug komt noemen we dit ....
A
de korte kringloop van het water.
B
de lange kringloop van het water.

Slide 34 - Quiz

2 De kaart van bron 1 gaat over de verschillen in luchtdruk in Europa.
Bij welke letter in bron 1 was de windsnelheid op 10 september 2013 het hoogst?
A
bij letter P
B
bij letter Q
C
bij letter R
D
bij letter S

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Diapositive

4 Bekijk bron 3.
Welke beschrijving hoort bij het weer in Nederland op 11 april 2007?
A Het was bewolkt en droog.
B Het was bewolkt en regenachtig.
C Het was onbewolkt en droog.
D Het was onbewolkt en regenachtig.
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 37 - Quiz

Verzilting in Spanje ontstaat door:
A
Planten te veel water opnemen uit de bodem
B
te weinig watergebruik in de landbouw
C
Verdroging
D
Verkeerde irrigatie in de landbouw

Slide 38 - Quiz

In grote delen van Spanje is het al heel droog. Als het nog droger wordt is er geen landbouw meer mogelijk.
A
waar
B
niet waar

Slide 39 - Quiz

In Spanje wordt er veel grondwater opgepompt. Hierdoor daalt de grondwaterspiegel, met verdroging als gevolg.
A
waar
B
niet waar

Slide 40 - Quiz

Wat is geen gevolg van de 3 droogteproblemen van Spanje?
A
Verzilting
B
Verdroging
C
irrigatie
D
Verwoestijning

Slide 41 - Quiz

Door de ongelijke neerslagverdeling krijgt Spanje in de herfst/winter te maken met...
A
Overstromingen van de zee
B
Overstromingen van rivieren
C
Droogte en weinig neerslag
D
Veel sneeuw overlast

Slide 42 - Quiz

'Druppelirrigatie kan verzilting voorkomen'.
A
goed
B
fout

Slide 43 - Quiz

Verzilting: welke uitspraak is fout.
A
Verzilting = toename zoutgehalte in de bodem.
B
Verzilting ontstaat door te weinig water en komt in NL dus niet voor.
C
Meeste planten kunnen niet tegen zout --> belemmert opname voedingsstoffen.
D
Oplossingen = druppelirrigatie (met meststoffen) en drainage.

Slide 44 - Quiz

Is er voldoende water beschikbaar in Spanje en Nederland, bijvoorbeeld voor landbouw en toerisme?
De hoeveelheid neerslag per tijdseenheid, bijvoorbeeld per uur of per dag.
De nuttige neerslag in een jaar, berekend over een langjarig gemiddelde, voor een bepaald gebied
Het verschil tussen de hoeveelheid neerslag en de verdamping in een gebied.
De verdeling van neerslag in een gebied.
Neerslagverdeling
Neerslagintensiteit
Nuttige neerslag
Waterbalans

Slide 45 - Question de remorquage

Zet de irrigatiemethoden in de juiste volgorde van veroorzaker van verzilting. 
1 = meeste verzilting, 3 = minste verzilting 
1
2
3

Slide 46 - Question de remorquage