Toets hoofdstuk 3 de BOA

Wat wordt bedoeld met een “Akte van opsporingsbevoegdheid”?
A
Hierin staan het grondgebied, eventuele politiebevoegdheden, de toezichthouder en direct toezichthouder en de strafbare feiten waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt.
B
Dit is één van de titels van opsporingsbevoegdheid.
C
Hierin wordt aangegeven wie toezicht houdt op de opsporingsbevoegdheid van de BOA.
1 / 15
suivant
Slide 1: Quiz
Handhaver toezicht en veiligheidMBO

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat wordt bedoeld met een “Akte van opsporingsbevoegdheid”?
A
Hierin staan het grondgebied, eventuele politiebevoegdheden, de toezichthouder en direct toezichthouder en de strafbare feiten waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt.
B
Dit is één van de titels van opsporingsbevoegdheid.
C
Hierin wordt aangegeven wie toezicht houdt op de opsporingsbevoegdheid van de BOA.

Slide 1 - Quiz

Wat wordt onder andere beschreven in het noodzaakcriterium?
A
De noodzakelijke betrouwbaarheid van de BOA.
B
De voorwaarde dat het noodzakelijk is dat er direct toezicht is op de uitvoering van de opsporingsbevoegdheden van de BOA.
C
Dat de politie het betreffende opsporingswerk niet (alleen) kan doen.
D
Dat de betreffende opsporingsbevoegdheden buiten de bevoegdheden van de politie vallen.

Slide 2 - Quiz

Een bijzondere opsporingsdienst:
A
Heeft een algemene opsporingsbevoegdheid.
B
Is slechts bevoegd tot de opsporing van strafbare feiten die in de akte van beëdiging staan vermeld.
C
Wordt beschreven in artikel 142 van het wetboek van strafvordering.
D
Wordt beschreven in artikel 143 van het wetboek van strafvordering.

Slide 3 - Quiz

Een BOA, artikel 142 Sv:
A
Heeft landelijke opsporingsbevoegdheid, maar onthoudt zich in principe van het optreden buiten het eigen gebied.
B
Heeft slechts een opsporingsbevoegdheid voor het gebied waartoe hij is aangewezen.
C
Heeft slechts een opsporingsbevoegdheid voor het gebied waartoe hij is aangewezen, maar kan, indien toestemming van de minister van justitie, ook buiten het gebied opsporen.

Slide 4 - Quiz

Voor welk van de onderstaande feiten mag een BOA die functioneert in domein 4 ambtsedig proces verbaal opmaken?
A
Spijbelen.
B
Het op straat zetten van huisvuil op een plek die hiertoe niet is bestemd.
C
Het overtreden van het verbod op vervoer van dieren in het geval van besmettelijke dierziekten.
D
Het rijden in het openbaar vervoer zonder een geldig vervoersbewijs.

Slide 5 - Quiz

Wie wordt gezien als de direct toezichthouder van een BOA die werkt binnen een regionale eenheid van politie?
A
De hoofdofficier van justitie van het functioneel parket.
B
De hoofdofficier van justitie van het landelijk parket.
C
De hoofdofficier van justitie van het betreffende arrondissementsparket.
D
De korpschef.

Slide 6 - Quiz

Wat is een akte van beëdiging?
A
Hierin staat beschreven volgens welke procedure de BOA beëdigd dient te worden.
B
Dit betekent dat de BOA functionaris zelf zijn opsporingsbevoegdheid heeft aangevraagd.
C
Hierin staan onder andere de strafbare feiten beschreven waarvoor de BOA opsporingsbevoegd is.

Slide 7 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de zuiveringseed?
A
Hiermee geeft de te beëdigen BOA aan dat hij gezuiverd is van enig strafbaar feit of feiten.
B
Hiermee geeft hij aan dat hij trouw zweert aan het staatshoofd, de grondwet, de wetten die in ons koninkrijk gelden.
C
Dat hij niemand heeft omgekocht om zijn aanstelling te verkrijgen en hij zich in zijn functie niet zal laten omkopen.
D
Dat hij belooft eventuele religieuze overwegingen niet in zijn functioneren mee te laten wegen.

Slide 8 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de titel voor opsporingsbevoegdheid?
A
De wettelijke basis voor de opsporingsbevoegdheid van de BOA.
B
Dit geeft aan welke strafbare feiten door de BOA opgespoord mogen worden.
C
Dit geeft aan of de houder van deze titel algemeen opsporingsambtenaar, buitengewoon opsporingsambtenaar of bijzonder opsporingsambtenaar is.
D
Het betreft hier de rang van de betreffende BOA.

Slide 9 - Quiz

Het Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar noemt drie aanstellingseisen voor de BOA. Eén daarvan betreft de betrouwbaarheid en bekwaamheid van de BOA. Welke zijn de andere twee?
A
Titel van opsporingsbevoegdheid, titel van beëdiging.
B
Akte van opsporingsbevoegdheid, aanwijzing per categorie, aanwijzing in bijzondere wet of verordening.
C
Akte van opsporingsbevoegdheid, titel van onvolkomenheid.
D
Titel van opsporingsbevoegdheid, akte van beëdiging.

Slide 10 - Quiz

Welke van de onderstaande antwoorden hoort NIET tot de titels van opsporingsbevoegdheid?
A
Aanwijzing per domein.
B
Aanwijzing per categorie.
C
Aanwijzing in een bijzondere wet of verordening.

Slide 11 - Quiz

Alle klachten over de BOA dienen gemeld te worden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder.
A
Ja.
B
Nee, dit dient gemeld te worden aan de officier van justitie.
C
Nee, alleen indien het gaat om klachten over het gebruik van opsporingsbevoegdheden.
D
Ja, behalve de klachten over de inzet van opsporingsbevoegdheden.

Slide 12 - Quiz

In welk van de onderstaande gevallen hoeft geen noodzaak voor het uitvoeren van opsporingsbevoegdheden aan de minister te worden aangetoond?
A
Akte van opsporingsbevoegdheid.
B
Categoriale aanwijzing.
C
Aanwijzing bij wet of verordening.

Slide 13 - Quiz

Mag een BOA gebruik maken van politiebevoegdheden?
A
Ja, zonder meer.
B
Nee, nooit.
C
Ja, of de minister van Justitie en Veiligheid bepaalt dat dit niet mag. Deze beperking staat dan in de akte van beëdiging.
D
Nee, behalve als de minister van Justitie en Veiligheid hier toestemming voor verleent. Dit staat dan in de akte van beëdiging.

Slide 14 - Quiz

Wat is één van de kenmerken van het leefbaarheidscriterium?
A
De BOA domein 1 mag alleen de strafbare feiten opsporen die in domein 1 zijn opgenomen.
B
De BOA domein 1 mag alleen de strafbare feiten uit domein 1 opsporen als deze feiten in eerste instantie feit gecodeerd zijn af te handelen (boete).
C
De BOA domein 2 mag alleen de strafbare feiten opsporen die in domein 2 zijn opgenomen.
D
De BOA domein 2 mag alleen de strafbare feiten uit domein 2 opsporen als deze feiten in eerste instantie feit gecodeerd zijn af te handelen (boete).

Slide 15 - Quiz